H10 Achttiende eeuw
Engeland in
conflict met haar 13 koloniën. In 1775 startte de Amerikaanse vrijheidsoorlog.
In juli 1776 werd de VS onafhankelijk. De burgerij in Europa volgde het streven
naar onafhankelijkheid en zelfbestuur van Amerika.
Frankrijk:
absolutistisch, strenge censuur. Adel en kerk aan de macht.
1789 startte de
Franse Revolutie, in 1792 werd de Franse Republiek uitgeroepen.
Revolutionairen
in twee groepen:
·
Jacobijnen
(predikten de dictatuur van de gelijkheid, dictatuur: de Terreur)
·
Girondijnen
1799: Napoleon
greep de macht. Revolutie was voorbij.
Republiek der
zeven verenigde Nederlanden: regenten aan de macht, burgerij wilde invloed op
het bestuur van de steden.
Drie
groeperingen met eigen opvattingen over de verdeling van de macht en het
bestuur:
·
Stadhouder
en zijn aanhang (de Oranjepartij)
·
Regenten
die tegen de stadhouder waren
·
De
patriotten die tegen de stadhouder en de regentenpartij waren
Patriotten
verwoordden de belangen van de emanciperende maatschappij.
Eind 18e
eeuw: Frankrijk viel de Republiek binnen en vestigde de Bataafse Republiek
(1795-1806)
Voorheen was er
een regentenheerschappij (pruikentijd). Maatschappelijke verschillen tussen
regenten en burgerij benadrukt doordat de regenten zich in cultureel opzicht
naar Frankrijk richtte (verfransing).
Eind 18e
eeuw: economische teruggang. Nog geen industriële revolutie (deze was ontstaan
in Engeland, uitvinding stoommachine in 1769). In de Republiek was deze er nog
niet omdat de regenten vooral rentenierden in plaats van te investeren. Deze
achteruitgang werd versterkt door de machtsovername in de handel en de
beheersing van de zee en koloniën door Engeland.
Immanuel Kant:
‘Wat kan ik weten?’ en ‘Wat moet ik doen?’. Kennis begon met zintuiglijke
waarneming van afzonderlijke verschijnselen die plaatsvinden in tijd, ruimte of
in een causaal verband. Hierbij was de ratio nodig. Kant stelde grenzen aan
menselijke kennis.
Verlichting =
emancipatiebeweging van de burgerij die zich bevrijdde van traditionele visies
en belangen op het gebied van ethiek, geloof, politiek en rechtspraak.
Basis:
zelfstandig kritisch denken.
1784:
Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen opgericht, deze zorgde voor scholing van
de burgerij. Uitgangspunt: kennis bevordert deugd.
Filosofie
verlichting was een strijdmiddel om kritiek op de maatschappij en de moraal te
verwoorden.
Montesquieu – kritiek op absolutisme, bepleitte
trias politica.
Jean-Jacques Rousseau – mens was vervreemd van zichzelf en
moest terug naar oorsprong. Opvoeding belangrijk.
Vaak werd er
door schrijvers gebruikt gemaakt van satire (spottende teksten die belerend en
kritisch bedoeld zijn).
Verlichting:
door en voor de burgerij. Burgerij werd een bewuste sociale klasse die
politieke veranderingen wilde. Ook ontwikkelde de burger zich als individu.
Roman was hiervoor geschikt (ontdekking persoonlijkheid en innerlijk).
Kennis nam toe
op het gebied van wetenschap & techniek.
Eise Eisinga
(vertegenwoordiger verlichting): bijgeloof en vooroordelen moesten met
feitelijke kennis bestreden worden.
Cornelis Troost – kunstenaar. NELRI. Publiek een les
leren.
De kunstenaar
was opvoeder en opinievormer. Hij werkte in opdracht. De kunstenaar werkte
echter minder met symboliek, het moest namelijk begrijpelijk zijn. Eigen wereld
schilderen.
Classicisme:
stijl van vorsten en machthebbers.
Later werd het
gebruikt door de burgerij, die de stijl aanpaste aan de opvattingen van de
burgerlijke publieksgroep. De nadruk lag op eenvoud, zakelijkheid, regelmaat en
heldere lijnen. Dit sloot aan bij de
Verlichtingsgedachte (ratio) en het ideaal (morele zuiverheid).
Burgerlijke
classicisme (Franse revolutie, Jacques Louis David – de dood van Marat).
Jean-Paul Marat
– Jacobijn, leider Franse revolutie.
Barokmuziek: bedoeld om gevoelens en hartstochten uit
te drukken. Elk deel van de compositie was de uitdrukking van een eigen
gemoedstoestand, waardoor er contrastwerking was.
Barokcomponisten
(Bach) schreven wereldlijke en kerkelijke muziek. Concertvorm is het concerto
grosso waarbij een kleine groep solisten tegenover de rest van het orkest,
ensemble, stond.
Tweede helft 18e
eeuw: muziekstijl veranderde in de klassieke stijl van de Weense school met
Joseph Haydn, Mozart en Beethoven. Het
drukte een gevoel van evenwicht uit door logische ordening van muzikale
motieven en melodieën. Herhaling, symmetrie, variatie en contrast. Hierbij kwam
het symfonieorkest op. Componisten werkten ook niet per se meer in opdracht.
Schrijvers kwam
uit alle lagen van de burgerij. Door burgers voor burgers. Schrijvers
beschouwden zichzelf als intellectuele elite.
Hieronijmus van Alphen vervulde
bijvoorbeeld belangrijke openbare functies.
Vrouwen gingen
ook een belangrijkere rol spelen: Betje Wolff en Aagje Deken, Belle van Zuylen.
1669: Nil
volentibus arduum – hoger opgeleide burgerij, wilde het toneel in de Republiek
hervormen door Franse classicistische toneel (treurspelen van Corneille en Racine,
komedies van Molière).
Doel: via toneel morele levenslessen
leren aan het publiek. Moest de deugdzaamheid bevorderen. Overeenkomstig de eis
van poëtische gerechtigheid werd deugd beloond en ondeugd bestraft.
-
Voorbeeld: Pieter van Langendijk – het wederzijds
huwelijksbedrog (herkenbaar milieu, combinatie satire en moralisatie)
Spectatoriale
tijdschriften (o.a. De Hollandsche Spectator – Justus van Effen)
-
Oorspronkelijk
Engels (Steel en Addison)
-
Opinieorgaan
voor de burgerij
-
Leerzaam
& amusant, moesten aanzetten tot denken en discussie
-
Sloot
aan bij idealen verlichting (propaganda)
-
Geen
personen, maar karakterschetsen
-
Alleen
de adel of ambachtslieden werden bespot
-
Teksten
als verhandeling: karakterschets, moraliserende gedichten of lezersbrief
1780: populariteit
daalde, roman kwam op en in een spectatoriaal tijdschrift mocht niet over
politieke kwesties geschreven worden.
Belangrijke
thema’s: opvoeding & onderwijs. Voor kinderen werden ook teksten geschreven
door o.a. Hieronijmus van Alphen (Proeve van Kleine Gedigten voor Kinderen).
Belangrijke onderwerpen in deze gedichten zijn; studie-ijver, oprechtheid en
gehoorzaamheid en de relatie tussen kind en ouder. Kinderlijke deugden
gemakkelijk te herkennen, onderwerpen sloten aan bij voor kinderen herkenbare
gevoelens en zaken.
Imaginaire
reisverhalen
-
Kon
gebruikt worden om maatschappijkritiek te leveren (Jonathan Swift – Gulliver’s
Travels, J.A. Schasz – Reize door Aapenland)
Reize door
Aapenland: ene groep apen = patriotten, de andere groep = Oranjepartij en
regenten.
1780: roman als
volwaardig genre. Veel aandacht geschonken aan innerlijke ontwikkeling van de
belangrijkste personages. Moest bezwaren overwinnen (zedelijk en moreel verval)
Zedenromans
(bijvoorbeeld die van Samuel Richardson) verdedigden de heersende normen en
waarden en toonden aan wat goed en slecht was.
Sara Burgerhart
van Betje Wolff en Aagje Deken:
-
Sara,
oom Abraham Blankaart en Anna Willis schrijven elkaar brieven die vooral gaan
over de lotgevallen van Sara, een wees die woont bij haar tante. Ze ontvlucht
het leven bij haar tante.
-
Zedenroman,
gaat over het dagelijks leven en de personages zijn gewone burgers.
-
Namen
van briefschrijvers zijn programmanamen (typeren karakter), bijvoorbeeld Sara
Burgerhart = pleidooi voor goede opvoeding, goede leiding en voor huiselijk
geluk.
-
Bedoeling
roman: een vrouw moest zich niet al te veel bezighouden met werelds vermaak,
maar zich richten op het geluk dat te vinden is in het huwelijk en gezin (dit
kwam ook naar voren in het voorwoord).
Julia van
Rhijnvis Feith.
·
Cultivering eigen gevoel en
sentimentalisme centraal.
·
Sentimentalistisch:
gewaarwording van de personages centraal.
·
Zwaarbeproefde
liefdesrelatie.
·
Emotionele effectwerking.
H11 Negentiende eeuw
1815: Nederlaag
Napoleon. Hierna streefde men in Europa naar het herstel van de politieke
situatie van voor de Franse revolutie.
19e
eeuw was echter een eeuw van revoluties, nationalisme en imperialisme.
Nationalisme:
inspireerde het politieke streven naar eenwording. Duitse eenheid werd door
Bismarck tot stand gebracht.
Imperialisme:
Europese landen streefden naar gebieds- en machtsuitbreiding in de koloniën,
die geëxploiteerd werden vanwege de grondstoffen voor de industrie in Europa.
Bourgeoisie:
rijke burgerij.
Door de
industrialisatie en het kapitalisme ontstonden nieuwe arbeidsvormen, waarbij
arbeiders als afhankelijke loonarbeiders in dienst waren van ondernemers. Ook
ontstonden er metropolen.
Transport;
eerst via postkoets en trekschuit, daarna via trein.
De Noordelijke
en Zuidelijke Nederlanden waren herenigd in een koninkrijk onder koning Willem
I, maar deze hereniging duurde niet lang door meningsverschillen.
Junirevolutie
(1830): Belgen kwamen in opstand voor onafhankelijkheid.
1848
(revolutiejaar): Willem II stemde in met een grondwet die door Thorbecke was
gemaakt. Nederland werd een
parlementaire democratie. De macht lag eerst bij de rijke burgerij, maar na
1870 veranderde dit toen de liberalen hun machtspositie verloren.
1887: Verkiezingen
– welgestelde burgerij.
Nationaal
gevoel (huiselijkheid, godsdienst, vaderlandsliefde, vrijheid) versterkt door:
-
De
bevrijding van Napoleon
-
De
afscheiding van België
Door
industrialisatie meer verstedelijking. Nederland werd een kapitalistische
grootindustrie. Moderniteit brak door met positieve en negatieve gevolgen:
nieuwe transportmethoden, maar ook de trek naar de stad (verpaupering).
1824:
Nederlandsche Handelsmaatschappij zorgde voor afzet van producten in Indië en
voor de import.
Koffiecultuur
in Indië, maar door cultuurstelsel een vijfde bebouwd met door het gouvernement
bepaalde producten.
Invloeden
moderniteit:
·
Toenemende
politieke en sociale bewustwording onder de burgers.
·
Individualisme
(familiebanden werden slechter, grootindustrie).
·
Massacultuur.
·
Burgerlijke
ideologie veranderde (ontkerkelijking en verzuiling, emancipatie, feminisme).
Materialisme:
materiële en economische omstandigheden bepalen het bestaan van de mens. Karl
Marx stelde met zijn Communistisch Manifest dat de economie bepalend was voor
het hele leven. Arbeidsdeling en het ontstaan van eigendom leidden tot
vervreemding van de mens. Zijn opvattingen waren belangrijk in het socialisme.
Auguste Comte:
grondlegger positivisme (het feitelijke is dat wat men kan waarnemen of door
experimenten kan bewijzen)
Filosofen
reageerden op wat zij als de crisis van de burgerlijke mens beschouwden:
vervreemding en anonimiteit in de massa.
·
Zo
ook Fredrich Nietzsche, die zichzelf zag als een vernietiger van zekerheden.
Industrialisatie had de maatschappij een dwang opgelegd -> vervreemding.
Ubermensch:
bevrijd van conventies en gegeven waarde, kan zijn vervreemde leven achter zich
laten.
Natuurwetenschappen
streefden in de 19e eeuw naar het opstellen van wetten (Charles Darwin:
evolutietheorie). Wetenschappers streefden naar causale verbanden.
Kunst werd niet
per se meer in opdracht gemaakt, maar werd koopwaar. Kunstenaars waren vrij in
stijl en onderwerpkeuze.
Tweedeling:
1.
Zij
die zich aanpasten aan smaak en voorkeur van het publiek
2.
Zij
die kozen voor artistieke vrijheid (antiburger)
Ook kwam de
fotografie op: uitgedaagd zich te keren van de werkelijkheid (moderne
kunst/Vincent van Gogh)
Romantiek:
·
Expressie
eigen gevoelens
·
Vrijheidsdrang
(brak met regels in de kunst)
·
Persoonlijkheidscultus
·
Onvrede
met de werkelijkheid
·
Sehnsucht
(verlangen dat in het leven zelf niet te bevredigen was, kloof tussen ideaal en
werkelijkheid). Gevolgen hiervan waren het romantische lijden (Weltschmerz) en
melancholie.
·
Sommige
schrijvers toonden engagement (maatschappijbetrokken)
·
Schrijvers:
Eugène Delacroix, Théodore Géricault
·
De
kunstenaar moest over verbeelding beschikken om te vluchten uit de
werkelijkheid.
·
Schilderde
vooral het verleden, natuur, onbekende en exotische (Caspar David Friedrich en
Barend Cornelis Koekkoek).
Realisme:
·
Duidelijke
gerichtheid op eigentijdse werkelijkheid en onderwerpen.
Impressionisme:
·
Reactie
op uitwendige, plotselinge indrukken die zij wilden vastleggen (moment).
·
Schilders
van moderne stedelijke leven.
·
Schilders:
Claude Monet (landschappen), Edgar Degas (portretten).
·
Aandacht
aan het standpunt waaruit ze hun onderwerpen schilderden.
Vincent van
Gogh:
Schilderde momenten uit zijn leven.
Kunst had volgens hem een verlossende functie en wilde het leven van gewone
mensen verheffen.
Zijn werk is een eenwording van kunst en
religie, maar vooral een zelfexpressie.
De zon was een kosmische manifestatie
van het leven en in zijn werk wilde hij het bijzondere en het algemene laten
zien. Hij realiseerde dit door te abstraheren van al te veel concrete details,
kleurcombinaties etc.
Muziek in de 19e
eeuw was met name romantische muziek waarin veel individuele gevoelsexpressie
naar voren kwam (eigen muzikaal idioom, eigen stijl).
-
Er
was vernieuwing (Hector Berlioz) & aansluiting bij het verleden (Johannes
Brahms).
-
Componisten
werkten voor zichzelf (concerten)
-
Favoriete
muziekvorm: symfonie (orkest met dirigent).
Aan het eind
van de 19e eeuw was er ook impressionistische muziek (Claude
Debussy). Deze is niet streng gestructureerd en wil vooral een bepaalde sfeer
oproepen.
Tot 1880 hadden
teksten in Nederland een belerende/opvoedkundige functie. Schrijven was in
Nederland nog geen beroep, maar een nevenactiviteit. Er waren veel
domineedichters (Nicolaas Beets). Veel literair werk werd namelijk geschreven
om voorgedragen te worden.
Rond 1880 kwam
verzet tegen deze situatie door de Beweging van Tachtig: literatuur staat los
van religieuze, politieke en morele bedoelingen. De literatuur werd autonoom:
zonder belerende functie.
Massalectuur:
uitgevers wilden de leesdrang commercieel exploiteren en wilden daarom voldoen
aan de smaak van het groeiende lezerspubliek.
Reactie op deze
massalectuur was l’art pour l’art: literatuur moest stilistisch goed zijn en ze
vonden het nut van het belerende achterhaald. Ze maakten kunst omwille van
kunst. (Beweging van Tachtig, Gustave Flaubert – Madame Bovary en Charles
Baudelaire – Les fleurs du mal)
Schrijvers waren niet langer
leermeesters, maar werden antiburger.
In de romantiek
ging de voorkeur naar lyrische teksten met als onderwerp het verleden, de
natuur, de liefde, de dood etc. Personages lijden aan Weltschmerz (onvervulbaar
verlangen).
Het
nationalisme stimuleerde de aandacht voor het verleden. Vaak werden ze
geïnspireerd door oude lied- en dichtvormen (ballade’s).
·
E.J.
Potgieter – Ada’s Bruiloftfeest (middeleeuwen)
·
Gebroeders
Grimm (volkssprookjes = mondeling overgeleverd volksverhaal)
Historische
belangstelling vooral op middeleeuwen en gouden eeuw. Literatuur als een geschikt
medium om een nationale identiteit en traditie te verspreiden.
Historische
roman: verleden tot leven roepen, nationale gevoelens spelen een belangrijke
rol (vaderlandsliefde).
·
Sir
Walter Scott -> historische avonturenromans met vaste elementen
·
Nederlanders:
Aarnout Drost, J.F. Oltmans en Jacob van Lennep
·
Vlaanderen:
Hendrik Conscience ‘De leeuw van Vlaanderen’ als wapen in de strijd voor de
Vlaamse onafhankelijkheid. Sloot aan bij Vlaamse Beweging. Verleden bekijken om
lessen te leren voor het heden.
Humor werd
opgeroepen door gevoeligheid en Weltschmerz (zelfspot). Het was een middel om
met de kloof tussen ideaal en werkelijkheid om te gaan.
·
Piet
Paaltjens – Snikken en grimlachen (ironiseert Weltschmerz): humor als wapen
tegen het lijden en de onvrede met het bestaan.
Multatuli –
Eduard Douwes Dekker
Aan het eind wordt koning Willem III
rechtstreeks toegesproken: aan de uitbuiting van de Javaan moet een eind komen!
·
Multatuli
verwerkte eigen ervaringen
·
Buitenliterair
doel: ingrijpen in de politieke werkelijkheid (actie)
·
Engagement:
vertellen over de misstanden van het koloniale systeem
·
Streefde
naar rechtvaardiging van eigen daden
·
Droogstoppel:
fantasieloos, zelfgenoegzame burger/Havelaar: romantisch personage, strijder
tegen onrecht, emotioneel,
·
Mengsel
van allerlei tekstsoorten (betoog/beschrijving/bewijs)
Beweging van
Tachtig (tegencultuur): produceerden
hun romantische teksten in een eigen tijdschrift: De Nieuwe Gids. Ze wilden de
literatuur bevrijden van religieuze, morele en didactische doeleinden.
Vernieuwing d.m.v. proza en gedichten. Waren absoluut tegen domineedichters.
-
Zetten
zich af tegen de massacultuur en de dominante burgerlijke cultuur, literatuur
los van een breed publiek. Gedichten als leespoëzie, niet als voordracht.
-
Benadrukten
schoonheid van de literatuur.
-
Wereldse
levensbeschouwing (onkerkelijk).
-
Gedicht
is stemmingskunst: weergave van emotie, individu centraal.
-
Gedicht
als uitdrukking van een unieke dichtersziel.
Frederik van
Eeden – De kleine Johannes (cultuursprookje = door de schrijver bedacht).
Hij beschrijft
de verschillende fasen die een mens doorloopt van een fantasievol kind.
Herman Gorter:
belangrijkste dichter van de Beweging van Tachtig
·
Gedichten
zijn weergaven van zeer intense en individuele emoties. Zintuiglijke
waarnemingen en de daarmee gepaard gaande emoties werden gezien als zeer intens
en overweldigend.
·
Bewustzijnstoestanden
= sensaties. Sensaties kwamen onverwacht en gingen soms vergezeld met gevoelens
van angst en vervreemding. Het normale tijdsbesef kon hierbij wegvallen.
·
Nieuwe
woorden en woordkoppelingen om persoonlijke stemmingen uit te drukken.
Realisme:
eigentijdse werkelijkheid. Kozen vaak voor toneel of romans en verhalen om dit
te beschrijven. Gaan vooral over wel of niet klimmen op de maatschappelijke
ladder, sociale mobiliteit en stabiliteit. Personages hadden vaste sociale
rollen.
Veel aandacht aan details voor het
realisme-effect. Realisme werd langzaamaan objectief en naturalistisch, eerst
was het belerend.
-
Herman
Heijermans – Op hoop van zegen (over misstanden in de burgerij)
·
Belerend
realisme: schokkende onderwerpen werden vermeden, personages goed of slecht,
goede afloop. Bijvoorbeeld Hildebrand – Camera obscura
·
Naturalisme:
de waarheid zo objectief mogelijk weergeven, ook taboe-onderwerpen kwamen op
(Gustave Flaubert – Madame Bovary was het voorbeeld). Grondlegger hiervan is
Emile Zola die geïnspireerd was door de filosofie van het positivisme van
Auguste Comte
-Dit leidde tot
determinisme: de opvatting dat bij een mens de vrije wil aan banden wordt
gelegd door erfelijkheidsfactoren en invloeden sociale milieu.
Er zijn drie determinerende factoren:
erfelijkheid, woon- en leefomstandigheden en opvoeding, tijd.
-Ook
maakten naturalisten gebruik van de temperamentenleer: de gedachte dat ieder
mens geboren wordt met een bepaald temperament, medebepaald door erfelijke
factoren. Bij een bepaald temperament hoorde een bepaald gedrag.
-Ruimte-
en tijdbepalingen zijn concreet en realistisch. De afloop wordt bepaald door
causale lijnen.
De opvattingen
van Zola beïnvloedden schrijvers als Marcellus Emants (boek: een nagelaten
bekentenis). Hij verzette zich tegen geïdealiseerde weergaven van de realiteit.
Lodewijk van
Deyssel – Een liefde
Frederik van
Eeden – Van de koele meren des doods
Louis Couperus:
naturalistisch.
·
Thematiek
van het noodlot centraal: het leven van de mens wordt bepaald door buiten hem
staande omstandigheden waar hij geen grip op kan krijgen.
·
Schreef
o.a. Eline Vere (gaat ten onder door erfelijke factoren), Van oude mensen, de
dingen die voorbijgaan (terugdenken aan het leven toen ze jong waren, verleden
is taboe), Noodlot, De stille kracht (gaat ten onder aan het noodlot).
·
Schreef
ook belangrijke historische romans.
Samenvatting Reize door Aapenland:
Het verhaal gaat over een ik-figuur, die het nalaat zijn te
water gevallen vrouw, paard, dienstmeisje en hond te redden, omdat hij niet kan
beslissen wie hij het eerst moet redden. Hij vlucht uit zijn dorp en komt terecht
in het Aapenland, waar apen als mensen proberen te leven. Een bepaalde groep
apen is daar echter van mening dat om volledig mens te worden de staart
afgesneden dient te worden. Er ontstaat een tweedeling tussen een groep apen
die denkt dat de apen mens kunnen worden door een uiterlijk kenmerk te
veranderen (vergelijkbaar met de Oranjepartij), namelijk de staart afsnijden,
en een groep apen die ernaar streeft het innerlijk van de apen te kunnen
verbeteren (vergelijkbaar met de patriotten). De bloedige strijd tussen deze
twee groepen wordt uiteindelijk beslecht in het voordeel van de laatste groep.
Na deze overwinning wordt de ik-figuur wakker: hij blijkt alles gedroomd te
hebben.
In Nederland was er in die tijd strijd tussen patriotten, die een republiek wilden, en orangisten, aanhangers van het huis van Oranje. 'Reize door het Apenland' is een satire op deze strijd, maar ook op de strijd binnen de groep patriotten. De ellenlange vergaderingen en het uitstellen van beslissingen verwijst naar het gekonkel en de besluiteloosheid van de patriotten. Ze hebben allemaal hetzelfde doel, maar kunnen het niet eens worden over de manier waarop dat bereikt moet worden. Daarnaast uit Paape kritiek op de hypocrisie van de bestuurders: zij willen wel verandering ( patriotten willen staarten afhakken), maar alleen voor de burgers (de staarten van de apenhoofden blijven eraan)
Samenvatting Max Havelaar 17e
hoofdstuk
Hoe erg
de uitbuiting in Lebak is, blijkt uit de tragische geschiedenis van Saïdjah en Adinda , een `eentonig' verhaal, dat de
Nederlanders wel aan móet spreken.
Saïdjah, de zoon van een eenvoudige Soendanese landbouwer in Badoer, ploegt voor zijn vader het rijstveld met hun buffel. Het trouwe dier beschermt hem op een keer tegen een aanval van een tijger. Net als de vorige buffel wordt ook dit dier door het districtshoofd afgepakt. Enige tijd daarna vlucht Saïdjah's vader, omdat hij zijn landrente niet kan betalen. Hij wordt gepakt en sterft in de gevangenis; Saïdjah's moeder gaat dood van ellende.
Saïdjah vat liefde op voor het enkele jaren jongere meisje Adinda. Om geld voor hen samen te verdienen vertrekt hij naar Batavia om als bendie-jongen te gaan werken (bendie: rijtuigje op twee wielen, getrokken door een paard). Na drie jaar (36 maanden) zal hij terugkeren om met Adinda te trouwen; als pand geeft hij haar een stuk van zijn hoofddoek. Ze spreken af onder een boom. Tijdens zijn lange voetreis naar Batavia overdenkt Saïdjah vele zaken (zijn liefde voor Adinda, eenzaamheid, angst, de dood). In Batavia klimt hij op tot huisbediende; na drie jaar vertrekt hij weer, voorzien van een getuigschrift, genoeg geld om wel drie buffels te kopen en een prachtige doek voor Adinda. Als hij eindelijk in het dorp aankomt, zijn Adinda en haar huis onvindbaar. Het gerucht wil, dat ze met familieleden en vele anderen naar de Lampongs (Zuid-Sumatra) getrokken is. Wanhopig doolt Saïdjah rond en gaat dan Adinda zoeken aan de overzijde van de zee, waar hij zich aansluit bij een bende opstandelingen. In een brandend dorp vindt hij Adinda's lijk; hij maakt een einde aan zijn leven door op de bajonetten van de soldaten in te lopen... Het is zeker, dat er vele Saïdjah's en Adinda’s in Indië zijn. Saïdjah en Adinda vormen een van de beroemdste liefdeskoppels uit de Nederlandse literatuur. Dit hoofdstuk wordt besloten met de verdenking die Stern uitspreekt naar aanleiding van de documenten van Sjaalman dat de voorganger van Havelaar Slotering vergiftigd zou zijn.
Saïdjah, de zoon van een eenvoudige Soendanese landbouwer in Badoer, ploegt voor zijn vader het rijstveld met hun buffel. Het trouwe dier beschermt hem op een keer tegen een aanval van een tijger. Net als de vorige buffel wordt ook dit dier door het districtshoofd afgepakt. Enige tijd daarna vlucht Saïdjah's vader, omdat hij zijn landrente niet kan betalen. Hij wordt gepakt en sterft in de gevangenis; Saïdjah's moeder gaat dood van ellende.
Saïdjah vat liefde op voor het enkele jaren jongere meisje Adinda. Om geld voor hen samen te verdienen vertrekt hij naar Batavia om als bendie-jongen te gaan werken (bendie: rijtuigje op twee wielen, getrokken door een paard). Na drie jaar (36 maanden) zal hij terugkeren om met Adinda te trouwen; als pand geeft hij haar een stuk van zijn hoofddoek. Ze spreken af onder een boom. Tijdens zijn lange voetreis naar Batavia overdenkt Saïdjah vele zaken (zijn liefde voor Adinda, eenzaamheid, angst, de dood). In Batavia klimt hij op tot huisbediende; na drie jaar vertrekt hij weer, voorzien van een getuigschrift, genoeg geld om wel drie buffels te kopen en een prachtige doek voor Adinda. Als hij eindelijk in het dorp aankomt, zijn Adinda en haar huis onvindbaar. Het gerucht wil, dat ze met familieleden en vele anderen naar de Lampongs (Zuid-Sumatra) getrokken is. Wanhopig doolt Saïdjah rond en gaat dan Adinda zoeken aan de overzijde van de zee, waar hij zich aansluit bij een bende opstandelingen. In een brandend dorp vindt hij Adinda's lijk; hij maakt een einde aan zijn leven door op de bajonetten van de soldaten in te lopen... Het is zeker, dat er vele Saïdjah's en Adinda’s in Indië zijn. Saïdjah en Adinda vormen een van de beroemdste liefdeskoppels uit de Nederlandse literatuur. Dit hoofdstuk wordt besloten met de verdenking die Stern uitspreekt naar aanleiding van de documenten van Sjaalman dat de voorganger van Havelaar Slotering vergiftigd zou zijn.
Vragen en opdrachten uit het zeventiende
hoofdstuk.
1. Om welke
twee redenen was Saïdjahs vader zeer bekommerd toen zijn buffel werd afgenomen?
2. Wat
betekent dat er een oentoeng was in de oeser-oeseran van d ebuffel van Saïdjah?
En waaruit blijkt dat?
3. Wat is er
eentonig aan het verhaal over Saïdjah?
4. Leg uit
waarom Adinda met haar vader naar de Lampongs was gegaan.
5. Leg uit
wat de strekking is van dit verhaal.
6. In
hoeverre is het een waar gebeurd verhaal?
7. Wat is de
functie van de poëzie die in hoofdstuk zeventien is opgenomen?
Drie vertellers:
* Batavus
Droogstoppel, schoolvriend van ‘Sjaalman’ (hfd. 1-4, hypocriet, op geld belust
en zelfingenomen)
* Stern als
alwetende verteller (vanaf hfd. 5, vertelt verhaal dat zich in Indië afspeelt met
Max Havelaar als verteller
* Multatuli, de
derde verteller (einde van het boek, Multatuli, Havelaar en Sjaalman blijken
dezelfde, waarbij Multatuli het pseudoniem is voor Eduard Douwes Dekker. De
roman krijgt zo een autobiografisch karakter).
Uit PowerPoints
Philipsen:
In het
classicisme waren er strikte regels wat betreft toneel:
·
Regels
van Aristoteles: eenheid van plaats, tijd en handeling.
Gevolgen
industriële revolutie: langere werktijden, lage lonen, vrouwen en kinderarbeid.
Romantiek
|
Realisme
|
Passie
|
Soberheid
|
Liefde natuur
|
Verstedelijking
|
Droom
|
Werkelijkheid
|
Humor
|
Ironie
|
Verlichting
gebaseerd op het rationalisme en het empirisme. Het was een voortzetting van de
Renaissance.
Verspreiding van de ideeën van de
verlichting door georganiseerde en niet-georganiseerde gezelschappen
1.
Sociëteiten: verenigingen van vrienden – gaven een tijdschrift of verhandeling
uit om hun activiteiten bij een breder publiek bekend te maken.
2. Academies:
hadden (buiten de universiteiten om) een meer wetenschappelijk karakter –
vooral natuurwetenschappen, taal, literatuur en geschiedenis. Men trachtte met
behulp van vrijwilligers wetenschappelijk werk dat universiteiten niet konden
uitvoeren, uit te voeren.
a. Bestonden
al bij de oude Grieken – werd nagevolgd gedurende de Renaissance in Italië – in
de 17e-eeuw navolging in de rest van Europa.
b. Door de
staat gefinancierd en strak georganiseerd
c. Voorbeeld:
Académie Française (1635 – heden) – vooral taalbeoefening
3.
Genootschappen (verwant aan academies); verenigingen van geleerden
a. Doel:
boeken en verhandelingen onder de aandacht brengen
b. Ontstaan
aan het einde/ begin 17e-, 18e-eeuw, heten ook wel maatschappijen
c.
Specialistische genootschappen: de maatschappij der Nederlandse letterkunde in
Leiden (1766): letterkundige academie
d. Literaire
genootschappen heten dichtgenootschappen, omdat tot en met de 17e-eeuw alleen
de poëzie als literatuur werd beschouwd. Men hield zich bezig met de regels van
de kunst. Kenmerkend van dichtgenootschappen is het voortdurend schaven en
polijsten aan de taal. Spotnamen waren dan ook ‘likkersgilde’ en dichters van
het schaafje’. Het is een georganiseerd gezelschap en voorbeelden zij
‘kunstliefde spaart geen vlijt’ (Den Haag 1772) en ‘Kunst wordt door arbeid verkregen’
(Leiden 1766).
4. Franse
salons: ongeorganiseerde bijeenkomsten van mannen en vrouwen om samen over
interessante onderwerpen te spreken (gastvrouw was middelpunt).
a. Ontstaan
in de 17e-eeuw in Parijs
b. Bezoekers:
kunstenaars, politici en geleerden + intellectuelen uit de adel en de burgerij
c. Speelden
een rol (hadden invloed) op literair terrein (bijvoorbeeld de salon van Madame
de Staël).
5.
Koffiehuizen
a. Ontstaan
rond 17oo overal in Europa
b. Bezoekers
zijn burgers als kooplieden, schrijvers, advocaten, regenten, journalisten,
officieren en rijkeluiszoontjes. Geen vrouwen.)
c. De functie
is vergelijkbaar met salon en leesgezelschap, het bespreken van nieuwe boeken,
kranten en tijdschriften, nieuwe ideeën, nieuwtjes en schandaaltjes.
d. Ook kwamen
er gesloten kamers voor waarin aparte gezelschappen bijeenkwamen om te praten
over kwesties van morele en godsdienstige aard. Zij bespraken geen politieke
kwesties.
6. Kranten
a. Ontstaan
in Venetie in 1536 – nagevolgd in de rest van Europa – frequentie van 1 x per
week.1
7.
Tijdschriften
a. Voor
geleerden: vanaf 1650 – over theologie, medicijnen, filosofie, recht,
natuurkunde en literatuur – voorbeeld: Le Journal des Savantes (het
wetenschappelijk tijdschrift).
b. Rond 1760
ontstaan er vaktijdschriften, die te moeilijk waren voor de gewone burger.
c. Aan het
einde van de 18-eeuw gingen ook academies en genootschappen tijdschriften
uitgeven.
d. Een ander
soort tijdschrift is het spectatoriale.
i. Ontstaan
in Engeland, begin 18e-eeuw
ii. Geschreven
vanuit perspectief van een toeschouwer (spectator)
iii.
Nagevolgd in de rest van Europa, in Ned. een groot succes
iv. Hollandse
spectator van Justus van Effen
v. Frequentie
een/twee keer per week
vi. Inhoud:
vertogen (beschouwingen over o.a. opvoeding, tolerantie, geloof, deugden en
ondeugden
vii. Functie:
de burger raadgeven over dingen uit het dagelijks leven
Genres in de 18e
eeuw:
·
Toneel
·
Encyclopedie
·
Spectatoriaal
tijdschrift (hierin spraken ze over kunst, literatuur, wetenschap)
·
Opvoedkundige
gedichten
·
Brievenromans
·
Zedenromans
·
Imaginaire
reisverhalen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten