Labels

maandag 20 juni 2016

Aardrijkskunde: het Krijt/losslandschap (Limburg)

Carboon; steenkool, zandsteen, schalie en plooiing
·         Zand, klei en veen veranderden in resp. zandsteen, schalie/kleisteen en steenkool
·         Oorspronkelijk horizontale afzettingen
·         Boven-Carboon, etage: Namurien Excursie Zuid-Limburg Geologie C

Krijt: kalksteen en vuursteen afgezet
·         In Nederland wordt dikke laag kalksteen afgezet
·          Soms 1800 mtr. dik
·          In Zuid-Limburg bovenop geplooide lagen uit Carboon
·          In kalksteen wordt vuursteen gevormd (ontstaat rond neerslag van kiezelzuur; siliciumoxide)
·          Boven-krijt, etage: Maastrichtien
·         Geen botsingen van continenten -> geen orogenese
Situatie eind Krijt Bovenop de geplooide lagen uit het Carboon ligt de kalksteen uit het Krijt.

Tertiair; schiervlakte ontstaat en vuursteen colluvium gevormd
·         2,5 -65 Ma
·         wereldwijd koeler, maar nog steeds subtropisch
·          In Nederland: kustnabije afzettingen (zand en klei)
·          Begin alpiene orogenese; opheffing Zuid-Limburg, actief breuksysteem Noordwest-Europese riftsysteem Excursie Zuid-Limburg Geologie T
·         In Zuid-Limburg: vanwege relatief hogere ligging is verwering/erosie belangrijker dan sedimentatie
·          Sterke verwering in bovenste laag van kalksteen; kalksteen lost op, vuursteen blijft achter; vuursteen eluvium
·          Op sommige plaatsen verdwijnt 70 mtr. Kalksteen
·          Rivieren en beken versnijden kalksteenplateaus; schiervlakte ontstaat

Pleistoceen
·         2,5 milj – 10.000 jaar BP
·         Glacialen en interglacialen wisselen elkaar af
·          6 ijstijden in NL

Glacialen in Nederland
·          slechts 2 x ijsbedekking
·          koud (Tgem juli circa 10°C lager)
·          bevroren bodem (permafrost)
·          schaarse vegetatie (toendra)
·          weinig bodemvorming
·          vlechtende rivieren
·          wisselend debiet, veel grof puin

Pleistoceen; rivierterassen en droge dalen gevormd
·         Kwartair, tijdvak: Pleistoceen
·          10.000 – 2.5 Ma
·          Snelle afwisseling glacialen en interglacialen
·          Daling Noordzee-bekken, opheffing Zuid-Limburg, NoordwestEuropese riftsysteem actief
·          Aan einde van glacialen wordt veel grind en grof zand afgezet in heel Nederland (puinwaaiers)


Asymmetrische droge dalen
·         Smeltwater snijdt diepe dalen in met löss bedekte heuvels (tegenwoordig zichtbaar als droge dalen)  
·         Ongelijke instraling van dalwanden door de zon zorgt soms voor asymmetrische droge dalen
·         Dalwand met meeste zon droogt snelste op en blijft dus het steilst

Löss
·         Afgezet tijdens laatste ijstijd (Weicheslien)
·          Goede waterhuishouding  (Doorlatend, houdt water vast, capillaire werking)
·          Kruimelstruktuur, geen stenen
·          Rijk aan Ca -> goede akkerbouwgrond, eerste bewoning

Holoceen; holle wegen, graften en colluvium ontstaan
·         Kwartair, tijdvak: Holoceen (interglaciaal)
·         Gematigd klimaat
·         Minder verwering kalksteen dan in tertiair
·         Rivier- en beekafzettingen
·         De mens bewoont Zuid-Limburg vanaf ca. 7000 v. Chr.
·          ontbossing hellingen (landbouw)
·          Löss spoelt van hellingen en hoopt zich op in dalen (colluvium)
·         Erosie van omgeploegde en onbedekte löss van akkers -> graften ontstaan
·         droge dalen gebruikt als wegen -> slijtage en erosie -> holle wegen  
·         Steenkool- en kalksteengroeves

Holoceen, Grondgebruik
         Plateaus: afwisselend akkerbouw, fruitteelt en bebouwing (plateaudorpen)
         Steile hellingen: bosbouw
         Flauwe hellingen: afwisselend akkerbouw, fruitteelt en grasland
         Rivierdalen; grasland (nat & overstromingsgevaar)

         Daldorpen net buiten overstromingsvlakte aan begin van de hellingen

zaterdag 18 juni 2016

Ak H2 De lage landen bij de zee (Wonen in Nederland)

 Samenvatting Wonen in Nederland


2 De lage landen bij de zee

De hoofdvraag in dit hoofdstuk is:
Wat zijn de kenmerken en de voor- en nadelen van het Nederlandse kustbeleid?


2.1 Kust in beweging


Deelvragen
1   Welke kusttypen vormen in Nederland de grens tussen land en zee?
2   Op welke manier dragen natuurlijke kustprocessen en de mens bij aan      de opbouw en de afbraak van het land?



voortdurende zeespiegelstijging



drie kusttypen
De Nederlandse kust
u Al duizenden jaren sprake van zeespiegelstijging.
= Tijdens transgressieperioden sloeg veel land weg, maar ontstonden ook duinen, veenmoerassen en kleiafzettingen.
= De Nederlandse kust is vooral een duinenkust.
= Naar ontstaan en geomorfologie zijn er drie kusttypen:
- Waddenkust.
- Gesloten kust.
- Estuariumkust.



zachte kust





duinen


wadden


harde kust steeds moeilijker te onderhouden








zandtransporten en zeestromingen maken de kust tot een systeem
Zachte kusten en harde kusten
u Zachte kust: een kust die op een natuurlijke manier wordt gevormd.
Estuaria kennen de grootste getijdeverschillen.
- Hoe nauwer, hoe groter het verschil tussen eb- en vloedstand.
- Sterke meandering vanwege uitschuring bij hoge stroomsnelheden.
è gevaar van dijkval
è ondiepten door sedimentatie
= Duinen ontstaan door stroming en wind.
¡ Jonge duinen doen dienst als zeewering. Oude duinen zijn meestal afgegraven: wegen, nederzettingen en tuinbouw.
= Wadden overstromen bij vloed: een sedimentatievlakte, beschermd door eilanden.
Onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur.
u Harde kust: aangelegd en onderhouden door de mens.
= Ook zachte kusten hebben vaak harde elementen zoals golfbrekers.
= Uitmondingen van kanalen in zee zijn voorzien van pieren.
= De Hondsbosse Zeewering steekt steeds meer uit door kustafslag bij de uiteinden.
= Primaire zeeweringen beschermen tweederde van Nederland tegen het buitenwater.
= De Wet op de waterkering 1966 verdeelt Nederland in dijkringen.
¡ Een stelsel van keringen, waaronder de Maeslantkering, beschermt het gebied Rotterdam / Europoort.
= Zandverplaatsingen en stromingen maken de kust tot een onderling verbonden systeem.

kustprocessen
opbouw
afbraak
Geven en nemen
u Elementen in het kustproces zijn wind, golven, zeestromingen, opstuwing, getijden, de mens. In een samenspel zorgen ze voor opbouw en afbraak.





Wind
= Eén van de voornaamste krachten.
¡ De gemiddeld hoogste windsnelheid en de overheersende windrichting zijn vanuit het zuidwesten.
¡ Zandverlies betekent kusterosie.


kustverplaatsing: vooral in noordoostelijke richting
Golven
= De golfsnelheid is in diep water hoger. Golven schuin op de kust veroorzaken stranddrift è gemiddeld in noordoostelijke richting.


zeestroming
Zeestromingen
= Zoutwaterstromingen op grote ruimtelijke schaal.
¡ De Reststroom stroomt van zuidwest naar noordoost langs de kust en heeft weinig invloed op de kustprocessen.


Opstuwing
=Een combinatie van wind en vloed:
- gevaarlijk, vooral in vernauwingen.
- kan de geomorfologie van de kust in korte tijd sterk veranderen.


vloed
eb
Getijden
=In bijna 25 uur tweemaal vloed en tweemaal eb.
¡ Resultaat van aantrekkingskracht van maan en zon: hoogtij en laagtij, kentering, springtij en doodtij.
¡ De getijdenbewegingen draaien vanuit zuidwestelijke richting langs de kust en versterken daarmee het effect van de zeestroming en de overheersende zuidwestelijke winden.
¡ Wandelende eilanden door samenwerking wind, getij, zeestroom.
¡ Vloedstroom loopt sneller è bij afgaand water dus sedimentatie.
¡ De kustvorm en de omvang van het Noordzeebekken beïnvloeden de getijdenamplitude.
Een lagedrukgebied geeft iets hogere waterstanden dan een Hoog.




van defensief naar actief
De mens
= In het verre verdelen een defensieve houding:
¡ eerst terpen / wierden, later dijkjes en ontwateringstechnieken.
¡ sinds Middeleeuwen actieve landaanwinning, inpoldering, droogmakerijen.
¡ Er is sprake van een toenemende invloed van menselijke activiteiten op de kust.


2.2 Koffers pakken...


Deelvragen
3   Hoe probeerde de mens tot voor kort het achterliggende land te      beveiligen tegen de zee?
4          Wat betekent de mondiale klimaatverandering voor de Nederlandse             kusten?





Een veilig gevoel
u Bewoners weten weinig van de kustveiligheid, maar voelen zich toch veilig en vertrouwen op bescherming van de overheid.
˜ De kans op overstromingen door de zee is klein. De kustverdediging wordt aangepast aan de overstromingskans die van een gebied wordt vastgesteld.
¡ De overheid past de overstromingskans aan door veiligheidsmaatregelen. Elke vijf jaar wordt de overstromingskans getoetst.
¡ De schade (het gevolg) hangt af van:
- de oppervlakte van het gebied
- de ligging t.o.v. zeeniveau
- het aantal inwoners
- de economische investeringen.
De schade kan toenemen als deze elementen veranderen.
¡ Het risico is de vermenigvuldiging van de kans op een overstroming maal de schade / de gevolgen.
De volle, laaggelegen Randstad loopt veel risico.


Rijzende zeespiegel en verdwijnend zand
u De overstromingskans neemt toe door klimaatverandering en zeespiegelstijging.
˜ Klimaatverandering is van belang voor de kustverdediging, want:
- het zeewater stijgt
- meer wind
- hogere golven
- meer opgestuwd water
- meer extreem hoog water.
˜ Een hogere waterstand tast de duinenrij aan. Door kusterosie verdwijnt land in zee.
˜ Voortbestaan van onze kust alleen mogelijk wanneer:
- de zeebodem flauw afloopt
- zeestromingen zand aanvoeren
- eb en vloed niet teveel verschillen
- niet te veel zware stormen voorkomen
- de zeespiegel niet te snel stijgt.
¡ Tegenwoordig voortdurend kustafslag. De basiskustlijn laat zien hoeveel.
¡ De Wadden kunnen een beperkte zeespiegelstijging bijhouden.
¡ Op sommige plaatsen groeit de kust aan.
De zandbalans geeft aan hoeveel zand erbij komt of verdwijnt langs het strand. Het zanddelend systeem vult aan (Waddenzee) of neemt weg (Waddeneilanden, Zeeland).


Kustverdediging
u Van belang is de veiligheid van de kust.
˜ Vier kustproblemen:
- handhaven van de kustlijn
- veiligheid
- beheersen overstromingsrisico
- golfoverslag bij harde kustdelen.
¡ RWS is verantwoordelijk voor het dagelijks onderhoud van de kust en houdt (voorlopig) de basiskustlijn van 1990 aan.
¡ Het onderhoud is op basis van een veiligheidsnorm: een superstorm bij een uitzonderlijk hoge waterstand eens in de zoveel jaar.
¡ De schade moet beperkt worden tot het wegslaan van de voorste duinenrij.
¡ Golfoverslag kan bij een harde kust leiden tot een breuk van binnenuit.





Luctor et submergo?
u Natuurlijke kustprocessen werden altijd aan banden gelegd. Maar de traditionele kustverdediging werkt onvoldoende of averechts.
˜ Menselijk ingrijpen leidt ook tot verlies van belangrijke natuurwaarden.


2.3 Inspelen op de natuur


Deelvragen
5   Wat is dynamisch kustbeheer en hoe werkt het?
6          Wat zijn de gevolgen van het dynamische kustbeheer voor de             economische en de ecologische waarden en voor de veiligheid?




dynamisch handhaven





zandsuppletie



Harde kustverdediging als zachte kustverdediging onvoldoende blijkt
Meewerken met de natuur
u Een nieuwe manier van kustverdediging: werk samen met de natuur en laat de natuur het werk doen è veerkrachtig kustsysteem: dynamisch handhaven.
˜ Geven en nemen binnen een bepaalde bandbreedte: de basiskustlijn è ingrijpen wanneer de kust te sterk wordt aangetast.
˜ Negatieve overschrijding van de basiskustlijn wordt hersteld d.m.v. zandtoevoegingen. Nadeel van deze zandsuppleties zijn de hoge kosten.
Twee vormen van suppletie: strandsuppletie en vooroeversuppletie.
¡ Omdat het kustfundament ook wordt aangetast wordt steeds meer onderwatersuppletie (vooroeversuppletie) toegepast.
¡ Zandsuppletie is een afdoende maatregel.
¡ Zachte kustverdediging waar het kan, harde kustverdediging waar het moet. Nadeel is dat het zelfherstellend vermogen van het kustverdedigingssysteem afneemt.
¡ Soms blijvend succes van harde kustverdediging: voorbeeld dam Texel.


slufter

gradiëntrijk milieu biedt een waardevol ecosysteem

ecologische waarde
dynamiek
(bio)diversiteit







economische waarde
Dynamiek en diversiteit
u Slufter: een landinwaartse getijdengeul.
˜ Slufters zijn een voorbeeld van dynamisch kustbeheer: getij en wind houden de kust in stand en vormen een gradiëntrijk milieu.
¡ Onderhoud aan de slufter op Texel nodig door natuurlijke verschuivingen.
¡ Ecologische waarde blijkt uit
- grote natuurlijke dynamiek.
- grote biodiversiteit / soortenrijkdom van flora en fauna.
˜ Ook elders langs de kust belangrijke ecologische waarden.
¡ Grote soortenrijkdom in de duinen
¡ Waddengebied als natuurreservaat: kraamkamer, foerageer- en rustgebied è onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (Natura 2000).
¡ Westerschelde als getijde estuarium van groot ecologisch belang.
˜ Conflict tussen de ecologische waarden en de economische waarden.
Voorbeelden: bollenteelt, glastuinbouw, stedenbouw, recreatie / toerisme, schelpen- en zandwinning, infrastructuur en vervoer.
˜ Oude kustplaatsen binnen de bandbreedte blijven beschermd.











bolwerkvorming

bolwerk
Wonen aan de kust
u Kustgebied vormt een aantrekkelijk leefgebied.
De grote druk op de ruimte botst met de kustbescherming.
˜ Kustbebouwing belemmert de beweeglijkheid van de kust: bolwerken staan dynamisch handhaven in de weg. Zandsuppletie is hier een bodemloze put.
˜ Bolwerkvorming verhoogt het overstromingsrisico è Regelgeving en vergunningenstelsel (4e Nota Waterhuishouding).
Bebouwingscontouren moeten de kuststrook veiligstellen.
u Door de stijgende zeespiegel is op de lange duur een keuze nodig voor de kwetsbare kustgedeelten: zwakke schakels:
˜ versterking aan de landzijde, of
˜ zandbuffers aan de zeezijde aanbrengen, zoals de Zandmotor.
¡ De overheid reserveert ruimte langs de zwakke schakels door het aangeven van zogenaamde zoekgebieden.




Ak: H1 Grote rivieren in Lage Landen (Wonen in Nederland)

Samenvatting Wonen in Nederland


1 Grote rivieren in Lage Landen

De hoofdvraag in dit hoofdstuk is:
Wat zijn oorzaken en gevolgen van het toenemende overstromingsgevaar van de grote rivieren en welke maatregelen kunnen dit gevaar beperken?


1.1 Brede rivieren door oneindig laagland


Deelvragen
1          Wat zijn de kenmerkende eigenschappen van de Rijn en de Maas en             hun stroomgebied met het oog op wateroverlast?
2          Welke ruimtelijke ingrepen aan de rivieren vonden in het verleden             plaats en waarom?





estuarium

stroomgebied
Laaglandrivieren
u Marsman verwijst naar brede rivieren in laagland, dus met een lage stroomsnelheid. (Rijn, Maas en zijtak IJssel.) Veel wateren zijn gegraven om scheepvaart en waterafvoer te verbeteren.
= Eems en Westerschelde zijn estuaria.
Een klein deel van Noordoost-Nederland maakt deel uit van het stroomgebied van de Ems.
Een deel van de Scheldedelta is onderdeel van het stroomgebied van de Schelde.







waterscheiding



lengteprofiel

verval
bovenloop



middenloop


benedenloop
verhang

stroomstelsel

Regel: hoe groter het verhang, hoe hoger de stroomsnelheid en hoe sterker de erosie is.
De Rijn, slagader van West-Europa
u Twee zijrivieren ontspringen in de Zwitserse Alpen om samen als Alpenrhein verder te gaan.
Bij de oorsprong een gletsjerrivier, maar daarna wordt de Rijn al snel een gemengde rivier.
= Een waterscheiding is de grens tussen twee stroomgebieden.
De Rijn is een belangrijke transportader tussen een druk bevaren zee en een groot en welvarend achterland.
Tweederde van de rivier en stroomgebied ligt in Duitsland.
=Lengteprofiel verdeelt de Rijn in bovenloop, middenloop en benedenloop.
¡ Het verval in de bovenloop is groot è hoge stroomsnelheid è sterke erosie.
- Gedeeltelijk gestuwd met sluizen in zijkanaal voor scheepvaart.
- Tussen Zwarte Woud en Vogezen door een slenk.
¡ Middenloop tussen Bingen en Keulen.
- Diepe insnijding door het omhoog geduwde leisteenplateau.
- Hier en daar vulkanische afzettingen en versmallingen è obstakels voor scheepvaart.
¡ Benedenloop (Niederrhein) met uiterst gering verhang.
- De Rijndelta begint vanaf de NL-D-grens è afnemende stroomsnelheid è toename sedimentatie.
= Het stroomstelsel omvat een groot aantal zijrivieren en zijtakken.
De Moezel is bevaarbaar tot Nancy.
De Rijn is bevaarbaar tot voorbij Basel.












vertragingstijd
De Maas, een grillige rivier
u Ca. 900 km met de bronnen in Noordoost-Frankrijk è regenrivier.
Een kleiner stroomgebied dan dat van de Rijn.
= Frans deel: bevaarbaar vanaf Sedan.
- Klein stroomgebied met weinig verhang.
- Veel water zakt daar weg in de poreuze bodem.
= Belgisch deel: diep ingesneden in slecht doorlatende gesteenten è snelle afstroming van de neerslag en weinig indringing è een korte vertragingstijd.
- Veel reliëf en tal van kleine riviertjes.
- Een klein stroomgebied, dus veel kans op gelijke natte weersomstandigheden.
= Nederlands deel.
- De Grensmaas is bochtig en in de zomer onbevaarbaar è Julianakanaal parallel voor de grote scheepvaart.
- Rivierkleiafzettingen op doorlatende grindlagen.
- In Midden-Limburg zand- en grindpakketten: de Plassenmaas è geschikt voor delfstofwinning, recreatie, waterberging.
¡ Ten zuiden van Mook is het Maasdal begrensd door terrassen, dus:
- geen polders en dijken.
- uiterwaarden vaak intensief gebruikt è overstromingen kunnen grote schade aanrichten.
¡ De Maas stroomt nu naar Hollands Diep via Bergse Maas en Amer.
= Een groot deel van de Maas is bevaarbaar è stuwen en sluizen regelen het waterpeil en de scheepvaart (anders dan de Waal en IJssel).


In de buitenbocht wordt de hoogste stroomsnelheid gemeten

Regel: een hoge stroomsnelheid gaat samen met erosie. Een lage stroomsnelheid met sedimentatie

Regel: in het dwarsprofiel van de rivier is de buitenbocht dieper en de binnenbocht ondieper

Regel: versmalling van een rivier leidt tot een hogere stroomsnelheid op die plaats

uiterwaard
zomerbed
winterbed







Normalisering vergemakkelijkt de waterafvoer



krib




Kanalisatie verbetert de bevaarbaarheid

stuwen
ruimtelijke inrichting

dijkverzwaring
Meanders, uiterwaarden en kribben
u Meander = natuurlijke bocht in een rivier.
Het verschil in stroomsnelheid verklaart het meanderen è sedimentatie in binnenbocht, erosie in buitenbocht.
= Erosie-oever ofwel stootoever = diep.
Sedimentatie-oever ofwel glij-oever = ondiep è ontstaan van lussen, die zich uiteindelijk zelf afsnijden:
- hoefijzervormige dode arm
- evenwijdige verlaten geulen: strangen.
Ze hebben een hoge ecologische waarde.
=Het kenmerkende dwarsprofiel van een laaglandrivier:

- Uiterwaarden overstromen geregeld: ophoging + veehouderij.
- Winterdijk belemmert sedimentatie in binnendijkse landen.
Winterdijken aangelegd sedert jaar 1000 door kloosters en adel.
= De waterafvoer van een rivier is te versnellen door normalisering:
- bochtafsnijding
- aanleg van kribben
- aanbrengen van steenbestorting.
¡ Kribben versmallen het zomerbed è toename stroomsnelheid è diepte-erosie.
Bochtafsnijdingen verhogen stroomsnelheid è toename waterafvoer en diepte-erosie. Gevolg: daling rivierbodem è toename frequentie lage waterstanden.
¡ Kanalisatie = bouw van stuwen è regulering van de waterstand.
- Door de bouw van schutsluizen blijft scheepvaart mogelijk.
- Door de Maas(verbeterings)werken werd de lengte bekort met 23 km.
=Voorbeelden van ruimtelijke inrichting van de rivierbedding:
- delfstoffenwinning, normalisering, kanalisering.
- dijkverzwaring, infrastructuur.
- bouwland en bebouwing in uiterwaarden.
- aanleg van nieuwe natuur en scheppen van ruimte voor de rivier.
¡ Watersnoodramp 1953 è Deltawerken
- Ook rivierdijken versterken      è nationale normen voor veilige dijken.
- Verhogen en verbreden van dijken tast gebouwde omgeving aan è maatschappelijk verzet / NIMBY.
- Hoogwater 1995 leidt tot Deltawet Grote Rivieren en de latere Wet op de waterkering è grootscheepse dijkversterking.


1.2 Met de klompen in het water


Deelvragen
3          Wat zijn de gevolgen van klimaatverandering voor de waterafvoer van       de grote rivieren?
4          Welk verband bestaat er tussen het dalen van de bodem, de             zeespiegelstijging en een toenemend gevaar voor overstromingen?
5          Hoe beïnvloeden de ruimtelijke activiteiten van de mens en de             waterafvoer van de grote rivieren elkaar?



waterafvoer


debiet


regime / regiem
Over waterafvoer en regime
u De manier waarop overtollig water uit een gebied wordt verwijderd = waterafvoer.
¡ De Rijn is een van de grootste Europese rivieren.
= Debiet = het aantal kubieke meters water dat per seconde een bepaald punt in de rivier passeert.
= Er is een grote variatie van debiet mogelijk per jaar en binnen een jaar.
Regime / regiem = de schommeling in de waterafvoer van een rivier of beek in de loop van een jaar.
¡ Grote verschillen tussen Rijn en Maas
- in debiet
- in regime
= Het regime van een gemengde rivier is kleiner dan van een regenrivier.
De waterstand van de Rijn wordt beïnvloed door regenrivier de Moezel.
Door evapotranspiratie komt niet alle regenwater in de rivier terecht.








De gemiddelde afvoer van een rivier is geen werkbaar gegeven met betrekking tot de veiligheid





Het belang van de weersomstandigheden en de bodemgesteldheid
Hoogwater in de Rijn
u De Rijn vertakt zich na Spijk in Waal en Neder-Rijn.
= Verdeling Rijnwater: 2/3 Waal, 1/3 Pannerdens Kanaal.
¡ Dit wordt gereguleerd door Rijkswaterstaat met prioriteit aan de Waal.
=Een gemiddelde afvoer zegt weinig over de overstromingsveiligheid. Daarom letten op pieken in waterafvoer naar tijdsduur, waterhoogte en frequentie.
¡ In winter1994 en 1995 hoge piekafvoeren.
¡ In 2003 extreem lage waterstand door droogte.
De dalende rivierbedding was mede oorzaak.
¡ Zal de frequentie van verhoogde piekafvoeren toenemen?
¡ Hoogwater ontstaat door lange periode met veel neerslag. Hierbij zijn van invloed:
- bevroren bodem.
- sneeuwval.
- plotselinge temperatuurstijging.
- aanvoer vanuit zijrivieren die samenvallen met piekafvoer hoofdrivier.
Evacuatie van mensen en vee uit het rivierengebied in 1995.


Extreem hoogwater: liever niet
u Negatieve gevolgen van de uitersten in de waterafvoer.
= Extra hoog water è veiligheid van het binnendijkse land in gevaar.
- De waterdruk op dijken neemt toe è waterverzadiging / dijkbreuk.
- Vaarbeperkingen door schade die hoge golfslag meebrengt.
- Het overstromen van uiterwaarden: schade aan recreatie en oogst.
= Extra laag water è opdringen zout water vanuit zee / verzilting.
- Minder doorspoeling van wateren in Laag-Nederland.
- Door onvoldoende koelwater daling elektriciteitsproductie.
- Afname zuurstofgehalte, met gevolgen voor visstand en water-ecosysteem.
¡ Scheepvaart heeft minder manoeuvreerruimte en laadvermogen.
¡ Daling van het grondwaterpeil en verdroging van binnendijkse landen.




maatgevende afvoer

verstening


intensivering agrarisch bodemgebruik

sponswerking bodem
Nog meer water
u Deltawet Grote Rivieren: overstromingskans < 1/1.250 jaar.
Bijstellen van de maatgevende afvoer lijkt echter nodig:
- een snellere afstroming door intensivering grondgebruik.
- klimaatverandering kan leiden tot toename neerslag.
Hogere afvoer leidt tot bijstelling veiligheidseisen.
= Stroomgebied van de Rijn is sterk verstedelijkt en versteend è de infiltratie neemt af, bovendien neemt de waterafvoer in kortere periode toe.
Intensivering landbouw eveneens van grote invloed op waterhuishouding: het streven naar verlaging van het grondwaterpeil leidt tot snellere waterafvoer en de afname van de sponswerking van de bodem.





zeespiegelstijging



relatieve zeespiegelstijging


oorzaken van bodemdaling








soorten zakking


Veengrond is extra gevoelig voor zakking




De kwetsbaarste gebieden dalen het sterkst
Dalend land
u De zeespiegelstijging blijft stijgen. Gaat daling land ook door? Onderscheid:
- absolute (eustatische) zeespiegelstijging.
- relatieve zeespiegelstijging.
- absolute bodemdaling (t.o.v. vast referentiepunt = NAP).
Oorzaken bodemdaling:
= Isostasie leidt na het smelten van de ijskap in Scandinavië tot wip-wap-effect.
= Sedimentatie van de geosynclinale / het Noordzeebekken: kanteling.
= Delfstoffenwinning, met name gaswinning, leidt tot regionale bodemdaling.
¡ Het verschil tussen maaiveld en waterniveaus neemt toe door:
= 1 Zakking =
- inklinking
- krimp
- oxidatie
- zetting.
Met name veengrond is gevoelig voor zakkingsverschijnselen.
Inklinking, krimp en oxidatie zijn onomkeerbare processen.
= 2 Uitschuring (erosie) dalen zandige rivierbodems = diepte-erosie.
In Duitsland hierdoor verlaging van de waterstand. Gevolg: meer problemen met de scheepvaart.
= Er bestaan grote regionale verschillen m.b.t. de relatieve zeespiegelstijging. De laagste en meest kwetsbare gebieden: meeste last van bodemdaling.




We pompen onszelf omlaag
Pompen is verzuipen
= Tot omstreeks 1450 natuurlijke lozing van binnenwater.
Ontwatering leidt tot zakking è kunstmatige lozing met windmolens.
Bemaling betekent zakking.
Versterking van deze vicieuze cirkel door krachtigere gemalen.
Tot voor kort: ‘alle water zo snel mogelijk naar zee brengen’.
Dijken beschermen het land tegen overstromingen maar maken tegelijkertijd de sedimentatie onmogelijk.




klimaatverandering


versterkte broeikaseffect


temperatuurstijging



neerslagregime

Van koelkast tot broeikas
u Klimaatverandering is niet iets nieuws. Op korte termijn zal de temperatuur stijgen.
= Wat is de invloed van de mens op het klimaat?
Versterkte broeikaseffect van grote invloed op kustgebieden, o.a. Nederland.
¡ Temperatuurstijging met grote onzekerheidsmarge IPCC.
De waterkringloop verandert: dit is van invloed op de bedekking met sneeuw en ijs en de waterafvoer.
¡ Gevolgen voor Nederland met name voor het waterbeheer. Het neerslagregime zal veranderen, namelijk:
- meer neerslag in de winter
- ongelijker en heftiger
- winters wat warmer
- zomers wat warmer
- zomers iets droger.
Watertekorten en een ongelijkmatiger regime van de rivieren.















De mate van de verwachte zeespiegelstijging is onzeker
Amersfoort aan Zee
u Met satellietmeting nu nauwkeurig beeld van de absolute zeespiegelstijging.
¡ Meting over lange periode nodig om storende invloeden uit te schakelen.
= Klimaatmodellen werken met simulaties en toekomstscenario’s.
= IPCC: in 2100 zeespiegel hoger dan in 1990 door aantal factoren:
- uitzetten van zeewater door T-stijging = + effect
- smelten van landijs = + effect
- toenemende sneeuwval in Antarctica = - effect
¡ Veel onzekere factoren, bijvoorbeeld:
- de mate van stijging van de luchttemperatuur.
- de toename van de hoeveelheid broeikasgassen.
¡ In veel modellen verband tussen T-stijging en zeespiegelstijging.
¡ Het stoppen van de broeikasemissie heeft een na-ijleffect.


Ernstige gevolgen
= Gevolgen voor de waterhuishouding in Nederland:
¡ Toenemende kans op overstromingen van de rivieren.
¡ Meer uitersten in de rivierafvoeren.
¡ Meer ruimte in het winterbed nodig: ruimtereserveringen noodzakelijk.
¡ Meer hinder voor de scheepvaart.
¡ Waterpeil IJsselmeer is moeilijker te handhaven.
¡ Verzilting in de landbouw en natschade.
¡ Toenemende kans op overstromingen door de zee.
¡ Waterafvoer van de rivieren ondervindt meer tegenstand.
¡ Verandering in zeestromen è meer kusterosie.
= Menselijk ingrijpen in rivierenland heeft meestal geleid tot:
- een onregelmatiger regime.
- een verkorting van de vertragingstijd.
Daarom is een andere aanpak nodig: ruimte voor de rivier.


1.3 Ruimte voor de rivier


Deelvragen
6          Welke aanpassingen in het stroomgebied zijn mogelijk om de             veranderingen in de waterafvoer van de grote rivieren te beheersen?
7          Hoe kunnen zowel de ruimtelijke kwaliteit als de veiligheid in het             rivierengebied worden verbeterd?






meebewegen met de natuur

ruimte geven aan water

drietrapsstrategie
Een nieuw waterbeleid
u Troonrede: Nederland beschermen tegen hoogwater = Waterbeleid eenentwintigste eeuw.
Een voortdurende dijkverhoging is geen structurele oplossing. Daarom zoeken naar oorzaakgerichte oplossingen.
è Het meebewegen met de natuur in het gehele stroomgebied.
= Geef water de ruimte = maak ruimte voor water.
= Twee uitgangspunten van het nieuwe waterbeleid:
1 slim combineren van techniek en ruimte
2 werken volgens een drietrapsstrategie:
- vasthouden
- bergen
- afvoeren









rivierbedverruiming



verdieping

nevengeul

obstakels

retentiebekken





noodoverloopgebied





grote maatschappelijke weerstand tegen noodoverloopgebieden
Een slimme combinatie van techniek en ruimte
u Hogere dijken zijn uiteindelijk geen goede oplossing:
- gevolgen overstromingen groter bij hogere dijken.
- hogere dijken zijn zwaarder in gewicht è verzakkinggevaar neemt toe.
= Ruimte voor de Rivier als Planologische Kern Beslissing (PKB).
= Rivierbedverruiming:
- versmallen van het zomerbed è meer diepte-erosie
- kribverlaging
- verdieping door baggeren (minder aantrekkelijk)
- graven van nevengeulen
- aanleggen hoogwatergeul
- verlagen van uiterwaarden
- verwijderen van obstakels
- verbreding van het winterbed
- aanleg van retentiebekkens
¡ Een retentiebekken is multifunctioneel è vooral bedoeld voor structurele verwerking maatgevende afvoer.
Voordeel retentie = aftoppen van de hoogwatergolf / piekafvoer.
¡ Uiterste vangnet is een noodoverloopgebied è opvang van afvoer die groter is dan de maatgevende afvoer. Vroegere noodoverloopgebieden zijn nu vaak verdwenen.
¡ Regeringsplannen voor meer noodoverloopgebieden teruggebracht:
- zeer hoge kosten.
- twijfels aan de effectiviteit.
- de grote maatschappelijke weerstand / NIMBY.
Hoogwaterplatform en andere organisaties pleiten voor alternatieven
¡ Criteria voor het aanwijzen van noodoverloopgebieden zijn:
- veiligheid en risico’s
- ruimtelijke gevolgen en internationale samenwerking
- maatschappelijk draagvlak
- technische en juridische uitvoerbaarheid
- kosten / baten en schaderegelingen.





voorbeeld Kampen a/d IJssel

bypass
Flessenhalzen
u De uitbreiding van steden langs het water beperkt de ruimte voor de rivier. Voorbeelden: Kampen-IJsselmuiden, Arnhem, Lent-Nijmegen.
= Extra beschermende maatregelen nodig.
¡ Voorbeeld stad Kampen: combinatie opstuwing Ketelmeer en rivierafvoer. Bescherming door een systeem van vloedkeringen.
¡ Graven van een bypass stroomopwaarts van Kampen: waterafvoer + wonen + werken + recreatie + natuur.
Maatschappelijke tegenstand leidt tot aanpassing plannen.






draagvlak nodig voor waterprojecten





Maaswerken als voorbeeld van een succesvolle samenwerking
Een levende rivier
u Voor waterstaatkundige plannen is nodig:
- voldoende draagvlak
- stevige financiële onderbouwing.
Voorbeeld van succesvol plan is het project Grensmaas.
= Na de hoogwaterjaren 1993 en 1995 volgde het Deltaplan Grote Rivieren.
- Aanleg Maasdijken.
- De Maas meer ruimte geven.
¡ De Maaswerken bestaan uit:
- verbreding van de stroomgeul
- verlaging van de uiterwaarden.
Daarmee worden vier doelstellingen gehaald:
- bestrijden wateroverlast
- verbeteren scheepvaartroute
- natuurontwikkeling in Maasdal
- grindwinning.


1.4 Een omgangsregeling met water


Deelvragen
8          Wat zijn de hoofdpunten in het tegenwoordige nationale rivierbeleid?
9          Wat is het effect van het huidige rivierbeleid op het beperken van             wateroverlast en het vermijden overstromingen?








watertoets





waterparagraaf in ruimtelijke plannen vereist
De watertoets
u Het behouden van de aanwezige oppervlakte en hoeveelheid water in Nederland is noodzakelijk, want:
- functioneert als waterbergingsgebied.
- is van belang in de strijd tegen verdroging.
- is het behoud van natte natuurwaarden.
= De watertoets moet dit behoud zeker stellen è de waterparagraaf besteedt aandacht aan
- veiligheid
- wateroverlast
- verdrogingseffecten
- waterkwaliteit.
De waterparagraaf is verplicht in een gemeentelijk bestemmingsplan en wordt getoetst aan het Provinciaal streekplan.
De controle is streng:
- een bouwactiviteit mag de drietrapsstrategie niet in de weg staan.
- waterproblemen mogen niet worden afgewenteld op naburige gebieden.
- herstelmaatregelen aangeven.



Vasthouden voorkomt afwenteling van waterproblemen en verdroging





bergen



afvoeren
Drietrapsstrategie
u De Commissie Waterbeheer 21e eeuw verplicht de drietrapsstrategie:
= De eerste stap is het opvangen van water bij de bron. Dit voorkomt afwenteling = verdrogingsmaatregel.
= Vasthouden = opslaan van water è infiltratie.
¡ Scheiding rioolafvoer en regenwater.
¡ Voorbeelden:
- Wadi’s in Vinexwijk Leidsche Rijn.
- Vledder Aa: herstel oude meanders.
= Bergen = tijdelijk opslaan in open water.
¡ Noodzaak om extra bergingsmogelijkheden te zoeken.
¡ Combinatie zoeken van veiligheid, wonen en recreatie, zoals bouwen in uiterwaarden: experimenten toegestaan.
= Afvoeren = wegbrengen naar ander gebied è pas als laatste mogelijkheid en in uiterste noodzaak.










Verlaging van de grondwaterstand leidt tot milieuschade




Doorspoeling beperkt de verziltingsproblemen
Verdroging en verzilting aangepakt
u Verdroging is de belangrijke oorzaak van de afname van biodiversiteit.
= Vooral gevolg van de aanpassing van het watersysteem aan het grondgebruik in:
- landbouw
- waterwinning
- overige, zoals toename verhard oppervlak.
De gevolgen van de verlaagde grondwaterstand zijn ernstig:
- Toename van de kweldruk è verzilting mogelijk.
- Aanvoer van gebiedsvreemd water è afname diversiteit.
= Verzilting wordt gemeten aan een verhoogd chloride-gehalte è nadelig voor land- en tuinbouw en natuurlijke ecosystemen.
Een oorzaak is de indringing vanuit zee in riviermondingen è vooral in zomerseizoen.
¡ De zoutschade als gevolg van de droogteschade wordt beperkt door het doorspoelen van het waterstelsel. Nadeel: in droge tijden levert dit watertekorten op voor beregening elders.



Internationale afspraken vinden plaats op fluviaal schaalniveau

Rijnconferentie








Vertragingstijd nam af door ingrepen in de Duitse Rijn


Actieplan Hoogwater
Internationale afspraken
u Fluviaal schaalniveau van belang bij de waterproblematiek.
= Grensoverschrijding van waterlopen geeft het belang aan van internationale samenwerking è intergouvernementele samenwerking nodig voor goede aanpak.
¡ 1950: internationale commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging è Rijnconferentie (nu ICB Rijn).
Na de giframp bij Sandoz werd het Rijn Actie Programma opgericht.
Tegenwoordig is er aandacht voor waterkwaliteit én waterkwantiteit:
¡ IRMA-programma: Rijn- en Maasstaten gericht op hoogwaterpreventie.
¡ Sinds 2000: Europese Kaderrichtlijn voor water è gezamenlijk opstellen van actieprogramma’s m.b.t. waterproblemen.
¡ ICB Maas gebruikt Europese Kaderrichtlijn om Maas schoner te maken.
= Ingrepen in de natuurlijke loop van de rivieren in Duitsland leiden tot verkleining van de vertragingstijd è waardoor de hoogwatergolf sneller in Nederland aankomt en opstuwing plaatsvindt tussen Ruhrgebied en Nederlandse grens.
¡ Actieplan Hoogwater leidt tot zoeken naar meer ruimte voor water, o.a. aanleg retentiebekkens langs de Duitse Niederrhein.
¡ Voorbeeld: Bislicher Insel: samenwerking met Nederland in planning en kosten.