Labels

maandag 9 november 2015

Nederlands samenvatting Middeleeuwen (literatuur)

Middeleeuwen - Nederlands

Mesopotamië: rond 3400 voor het eerst schrift gebruikt, want daar waren steden ontstaan. De tempeleconomie vereiste een administratie waarbij afspraken op schrift vastgelegd konden worden.

epos: verhaal over een (mythologische) held

na Mesopotamië kwam Griekenland tot bloei (600 v chr).
filosofie: het streven naar kennis, inzicht en waarheid
mythologie: oude verhalen over goden

In de ilias wordt verteld hoe de Grieken onder aanvoering van Agamemnon de stad Troje belegeren. In de Odysse wordt verteld over de Griekse held Odyssee na de val van Troje.

De tragedie had een vaste opbouw:
1.    expositio: beschrijving van wat al gebeurd is
2.    hoofdpersoon raak verwikkeld in de intrige waardoor spanning opgevoerd wordt
3.    dit leidt naar een crisis en na de peripeteia (een beslissende wending) dan.. (zie4)
4.    eindigt de tragedie met een verzoening of catastrofe (ondergang)

Het doel van de Griekse tragedie: de uitwerking (katharsis) op het publiek.

Het Romeinse rijk nam vanaf de 6e eeuw v.chr de machtige positie van Griekenland over -> Rome was ontstaan.
In de periode van het Romeinse Keizerrijk (27v.chr-395 n.chr) onstond het christendom. De Bijbel werd het heilige boek van de Christenen.
vier evangelisten: Matteus, Marcus, Lucas en Johannes

In de middeleeuwen was er in West-Europa slechts één erkende christelijke kerk: de rooms-katholieke kerk.

Van één Nederland is geen sprake: de Nederlanden/Lage Landen bestonden uit een aantal gewesten. Er was ook geen eenheidstaal. De gesproken taal in die deel van het huidige Europa: Diets.

Gewest Holland werd bestuurd door een graaf. 12e eeuw breidden de graven van Holland hun macht uit -> steden ontstonden. In het oosten van Nederland werden steden als Zutphen, Deventer en Kampen de belangrijkste handelscentra-> 14e eeuw sloten ze zich aan bij de Hanze: samenwerkingsverband van kooplieden in steden.

Standentheorie volgens Adalbero (bisschop van Laon)
1.    bidden (de geestelijkheid)
2.    strijden (adel en ridders)
3.    werken (boeren en vissers)

Geestelijkheid bestond uit: reguliere geestelijkheid (monniken, nonnen) en seculiere geestelijkheid (paus, bisschoppen, pastoors)

Vanaf de 8e tot de 11e eeuw kwam de feodale maatschappij tot ontwikkeling. De kern van de feodaliteit was een dienstrelatie die vrije mannen hadden met hun adelijke heer. In ruil voor het verrichten van diensten ontvingen zij een wapenrusting en inkomsten van hun leenheer (vaak stuk land).
agrarische maatschappij: men was afhankelijk van de opbrengsten van landbouw en veeteelt.
Vanaf de 11e en 12e eeuw gingen niet alleen koningen maar ook hertogen en graven zich als leenheren gedragen. Hertogen en graven hadden twee middelen om hun gezag te handhaven:
1.    kastelen
2.    ridders

ridderschap: ridders vormden een groep

feodale adel en riddes leefden volgens de opvattingen van een eercultuur: binnen een eercultuur ligt de norm van het individuele gedrag in het aanzien of de waardering dat men van anderen ontvangt. (als er wordt gevraagd naar eercultuur in een tekst, zoek dan het woordje 'schande')

vanaf de 10e eeuw kom de verstedelijking in West-europa op gang, vooral in Noord-Italië en Vlaanderen. De economische basis van de stad waren handel en productie van goederen. Stedelingen hechtten belang aan een niet feodaal recht-> onstaan van burgerlijke mentaliteit. Voorwaarde voor handel was vrede (tegenstelling tot riddermentaliteit)

In de ME waren veel analfabeten (incl vorsten). Tot de 12e eeuw werd er dus voornamelijk geschreven door monniken in kloosters.  Met de opkomst van steden waren voor bestuur en administratie steeds meer mensen nodig die konden schrijven (schrijfcultuur).
Er waren 3 literaire milieus:
1.    adellijke literatuur
2.    geestelijke literatuur
3.    burgerlijke literatuur

Kopiisten schreven boeken over. Handgeschreven boeken heten manuscripten.

wachtendonkse psalmen 900n.chr: oudste boek met losse Nederlandse woordjes (=glossen) erin

paragraaf 2
neoplatonistisch: achter de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid lag een diepere, hogere of 'echtere' werkelijkheid
artes liberalis: grammatica, retorica, dialectiek, wiskunde, geometrie, astronomie

aantekeningen
filosofen werkten niet zoals wij nu systematisch.
400 jaar geleden spectrum ontdekt door water.

Alle metalen zouden volgens alchemisten in goud veranderen omdat de natuur streef naar het mooiste en beste.
Men vond dat kennisverwerving alleen nut had als het je dichter bracht tot het begrip van God

Middeleeuwse wereldbeeld: Jeruzalem in het midden van een kaart afgebeeld. Het ging om historische volgorde (Adam &Eva, Jeruzalem, Rome) en probeerde God te begrijpen.
Het wereldbeeld is niet rationeel. Veel kennis berust op fantasie.

par 2.2
symboliek stond centraal in kunst: concrete, zichtbare dingen verwezen naar een diepere, hogere werkelijkheid.

kenmerken van de Middeleeuwse kunst:
1.    symboliek
2.    werken in opdracht (opdrachtgever heet een 'Mecenas')
3.    artistieke traditie
4.    belerende functie

Kunstenaars streefden er niet naar origineel te zijn.

par 2.3
Middeleeuwse cultuur bestaat uit:
·         kerkelijke cultuur
·         wereldlijke cultuur

Kerkelijke muziek

paus Gregorius wilde eenheid in de liturgie. Bepaalde gezangen werden voortaan elke dienst gezongen, andere alleen in een bepaalde periode. Gregoriaans: eenstemmige, geestelijke muziek.

Wereldlijke muziek:
rondtrekkende zangers en muziekanten. In de hogere sociale milieus werden vanaf de twaalfde eeuw door adellijke heren liefdesliederen geschreven en op muziek gezet (troubadours/trouvères/Minnesanger)

par 2.4
12e eeuw ontstaat levensideaal dat hoofsheid genoemd wordt. Belangrijkste eigenschap voor ridder was zelfbeheersing om te voorkomen andere te kwetsen of prikkelen (dus om spanning te voorkomen)

hoofs (wereldlijke literatuur):
·         veel aandacht voor vrouw en liefde
·         heldendaden zijn voor de vrouw
·         goede omgansvormen
·         slimheid
In hoofse literaire teksen werden feodale verplichtingen als trouw dienen door de vazal op literaire wijze als nastrevenswaardig gepresenteerd.

voorhoofs:
·         veel strijd
·         Karel de Grote meestal hoofdpersoon (-> epische concentratie)
·         vrouwen speelden geen rol
·         dapperheid en trouw

par 3.1
Hendrik van Veldeke (1e Nederlandse dichter)
hij was een clericus (iemand met een kerkelijke opleiding maar niet noodzakelijkerwijs priester).
Hij schreef gedichten en hoofse lyriek. Hoofse lyriek gaat over de hoofse liefde. Hierin draait het om een minnaar die een bewonderde, maar onbereikbare geliefde aanbidt en bezingt. De woorden die de minnaar gebruikt zijn ontleend aan de feodaliteit; hij presenteert zichzelf als 'vazal'. De aanbeden dame is de 'leenheer'. De dichters van hoofse liederen werkten in dialoog met de traditie, de andere liederen. Veel hoofse liederen beginnen met Natureingang. Hoofse lyriek functioneerde aan adellijke hoven.
·         verlangen naar huis
·         verwijzing naar de natuur

Schrijvers werkten ook in opdracht van een opdrachtgever (mecenas). De schrijver wilde het publiek:
1.    vermaken
2.    iets leren
schrijvers wilden ook niet origineel zijn maar was zich bewust van de literaire traditie en beroemde voorganers. Middeleeuwse verhalen gaan terug op andere teksten (bronteksten)

Verhalen werden voorgedragen: voorleescultuur. Daarom bevatten verhalen vaak rijm, zo was de tekst beter te onthouden.

3.2
Vanaf 13e eeuw onstonden ridderromans in de Lage Landen. Ferguut was een aanpassing van het verhaal Fergus. De ridderroman was eliteliteratuur (literatuur voor adel, ridderschap). In Ferguut staat de ontwikkeling van jeugdige tot volwaardige ridder centraal. (voorbeeldfunctie). Opdrachtgever van Ferguut: Arnulf IV van Pamele
Ridderromans dienden:
·         ter ontspanning
·         maar wilden de mensen ook iets leren

Karelepiek is een aanduiding voor middeleeuwse verhalen waarin Karel de Grote of zijn vazallen centraal staan. (Chanson de Roland)

Chanson de geste: liederen over heldendaden. Een aantal chansons de geste gaat terug op een historische gebeurtenis, maar deze wordt vaak vermomd weergegeven. Twee kenmerken:
·         strijd tegen de heidenen
·         spanningen binnen het feodale systeem door opstandige vazallen
Deze kenmerken zijn te verklaren doordat de kruistochten toen der tijd actueel waren en de Franse koningen voerden een sterke centralisatiepolitiek waartegen vazallen zich verzetten.

in het Roelandslied (chanson de Roland) speelt epische concentratie een rol: historische feiten worden toegedicht aan één beroemd persoon, zoals Karel de Grote. In t Roelandslied wordt Karels achterhoede aangevallen

Karel ende Elegast is waarschijnlijk oorspronkelijk Middelnederlands.  Het gaat over een dreigende ordeverstoring die door de trouw van een andere vazal wordt voorkomen. Het speelt zich af in de feodale wereld van leenheer en vazallen.

Arthurepiek: verhalen over koning Arthur en zijn ridders. In 12e eeuw schreef Chrétien Arthurromans. Deze romans hebben niet de vorm van een historisch verslag  ''éens'', ''ergens''. Ze gaan over liefde en ridderschap. In de romans van Chretien is het hof van Arthur een hoofse modelwereld waarin geen feodale conflicten bestaand.
vaste structuur:
·         in het begin worden Arthur en zijn verblijfplaats genoemd
·         er is sprake van een hofdag
·         Sprookjesachtig
·         queeste (zoektocht) waarin ridder zich in niet-hoofse wereld begeeft
·         eindigt meestal aan Arthurs hof: queeste is voltooid en er is feest


Roman van Walewein is ook een Arthurroman geschreven door Pennic en Pieter Vostaert

par 3.3
zie ''Hendrik van Veldeke''

3.4 (en aanvulling uit aantekeningen)
Van den vos Reynaerde geschreven door Willem
·         parodie: humor en stijl maken de Reynaerd groots
·         juridische thriller: vos is niet alleen een bandiet, maar ook een ontmaskeraar van de rechtstaat als schijnorde

Verhaal:
de dieren hebben de macht. Ze hebben allemaal hun zwakke plekken. Leeuw (Nobel) staat aan het hoofd. De dieren mogen de Vos niet

Allechorie: verhaal waarin in dit geval dieren mensen voorstellen.

Willem speelt in zijn verhaal met Arthurromans
overeenkomst:
·         begint met hofdag
Afwijking:
·         Reinaerts vijanden laten zich leiden door onhoofse drijveren

In het verhaal wordt de machts- en rechtsuitoefening beschreven en bekritiseerd.

3.5 (+aanvulling aantekeningen)
hoofse cultuur was een wereldlijke cultuur
geestelijke letterkunde hoort bij kerkelijke cultuur.

exempelen: korte verhaaltjes met een religieuze strekking. Goed voorbeeld.
in de 12e en 13e eeuw kiest men er steeds vaker voor hun leven te wijden aan God->
·         Manische vrouwen. Zij woonden bij elkaar in bagijnhofjes.
·         Geert Gothe is een hervormer (14e eeuw). Hij leefde een eenvoudig leven, volgde christus en wilde dat ook kloosters hun rijkdommen afstonden en in soberheid gingen leven.
·         Liesbeth von..vlies (weet haar naam niet helemaal hihi) zat in het kerkje dat Geert bouwde.
Voor het geloof zette men hun rijkdommen opzij

Leven was voorbereiding op de dood ''momento mori''

Marialegenden: groep teksten geschreven ter ere van Maria.
Betrijs is daar een voorbeeld van.

Mystieke taal: men gaat op zoek naar woorden voor iets wat moeilijk in woorden uit te drukken is. Veel gebruik van metaforen en neoglismen(= nieuw bedachte woorden)

par 3.6

14 eeuw: bloeiende toneelpraktijk.
Er was geestelijk- en wereldlijk toneel
Abele spelen (= wereldlijke toneel, erg lang, vol boodschappen) werden uitgevoerd door beroepsacteurs.
Annexatie: overgenomen
adaptie: aanpassing aan de huidige tijd

na serieuze abele spelen werd een sotternie (=korte klucht) opgevoerd waarin werd getoond op een grappige manier hoe het NIET moest

3.7
rederijkers (dichters)  waren georganiseerd in rederijkerskamers. Om rederijker te worden moest men over een zekere belezenheid beschikken en de taal goed beheersen. Rederijkers vervulden een stedelijke functie omdat ze werden ingeschakeld bij stedelijke activiteiten. Zo konden ze een belangrijke opinierende rol spelen in de steden met hun teksten.
hielden zich bezig met:
·         ernstig toneel
·         komisch toneel
·         gedichten
geliefde vorm van gedicht was het refrein: een gedicht van minimaal vier strofen, met een vaste slotregel: de stok

Rederijkerskamers waren goed georganiseerd. Een factor gaf les en schreef belangrijke toneelstukken

Belangrijkste tekst: Mariken van Nieumeghen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten