Middeleeuwen - Nederlands
Mesopotamië:
rond 3400 voor het eerst schrift gebruikt, want daar waren steden ontstaan. De
tempeleconomie vereiste een administratie waarbij afspraken op schrift
vastgelegd konden worden.
epos: verhaal over een (mythologische) held
na
Mesopotamië kwam Griekenland tot bloei (600 v chr).
filosofie: het streven naar kennis, inzicht en
waarheid
mythologie: oude verhalen over goden
In de
ilias wordt verteld hoe de Grieken onder aanvoering van Agamemnon de stad Troje
belegeren. In de Odysse wordt verteld over de Griekse held Odyssee na de val
van Troje.
De tragedie had een vaste opbouw:
1. expositio:
beschrijving van wat
al gebeurd is
2. hoofdpersoon raak verwikkeld in de
intrige waardoor spanning opgevoerd wordt
3. dit leidt naar een crisis en na de peripeteia (een beslissende wending)
dan.. (zie4)
4. eindigt de tragedie met een verzoening
of catastrofe (ondergang)
Het doel
van de Griekse tragedie: de uitwerking (katharsis)
op het publiek.
Het
Romeinse rijk nam vanaf de 6e eeuw v.chr de machtige positie van Griekenland
over -> Rome was ontstaan.
In de
periode van het Romeinse Keizerrijk (27v.chr-395 n.chr) onstond het
christendom. De Bijbel werd het heilige boek van de Christenen.
vier evangelisten: Matteus, Marcus, Lucas en Johannes
In de
middeleeuwen was er in West-Europa slechts één erkende christelijke kerk: de rooms-katholieke kerk.
Van één
Nederland is geen sprake: de Nederlanden/Lage
Landen bestonden uit een aantal gewesten.
Er was ook geen eenheidstaal. De gesproken taal in die deel van het huidige
Europa: Diets.
Gewest
Holland werd bestuurd door een graaf.
12e eeuw breidden de graven van Holland hun macht uit -> steden ontstonden.
In het oosten van Nederland werden steden als Zutphen, Deventer en Kampen de
belangrijkste handelscentra-> 14e eeuw sloten ze zich aan bij de Hanze: samenwerkingsverband van
kooplieden in steden.
Standentheorie volgens Adalbero (bisschop van Laon)
1. bidden (de geestelijkheid)
2. strijden (adel en ridders)
3. werken (boeren en vissers)
Geestelijkheid
bestond uit: reguliere geestelijkheid (monniken,
nonnen) en seculiere geestelijkheid
(paus, bisschoppen, pastoors)
Vanaf de
8e tot de 11e eeuw kwam de feodale maatschappij tot ontwikkeling. De kern van
de feodaliteit was een dienstrelatie die vrije mannen hadden
met hun adelijke heer. In ruil voor het verrichten van diensten ontvingen zij
een wapenrusting en inkomsten van hun leenheer (vaak stuk land).
agrarische maatschappij: men was afhankelijk van de opbrengsten
van landbouw en veeteelt.
Vanaf de
11e en 12e eeuw gingen niet alleen koningen maar ook hertogen en graven zich
als leenheren gedragen. Hertogen en graven hadden twee middelen om hun gezag te
handhaven:
1. kastelen
2. ridders
ridderschap: ridders vormden een groep
feodale
adel en riddes leefden volgens de opvattingen van een eercultuur: binnen een eercultuur ligt de norm van het individuele
gedrag in het aanzien of de waardering dat men van anderen ontvangt. (als er
wordt gevraagd naar eercultuur in een tekst, zoek dan het woordje 'schande')
vanaf de
10e eeuw kom de verstedelijking in
West-europa op gang, vooral in Noord-Italië en Vlaanderen. De economische basis
van de stad waren handel en productie
van goederen. Stedelingen hechtten belang aan een niet feodaal recht->
onstaan van burgerlijke mentaliteit. Voorwaarde
voor handel was vrede (tegenstelling tot riddermentaliteit)
In de ME
waren veel analfabeten (incl vorsten). Tot de 12e eeuw werd er dus voornamelijk
geschreven door monniken in kloosters. Met de opkomst van steden waren voor bestuur
en administratie steeds meer mensen nodig die konden schrijven (schrijfcultuur).
Er waren 3
literaire milieus:
1. adellijke literatuur
2. geestelijke literatuur
3. burgerlijke literatuur
Kopiisten schreven boeken over. Handgeschreven
boeken heten manuscripten.
wachtendonkse psalmen 900n.chr: oudste boek met losse Nederlandse
woordjes (=glossen) erin
paragraaf
2
neoplatonistisch: achter de zintuiglijk waarneembare
werkelijkheid lag een diepere, hogere of 'echtere' werkelijkheid
artes liberalis: grammatica, retorica, dialectiek, wiskunde,
geometrie, astronomie
aantekeningen
filosofen
werkten niet zoals wij nu systematisch.
400 jaar
geleden spectrum ontdekt door water.
Alle
metalen zouden volgens alchemisten in goud veranderen omdat de natuur streef
naar het mooiste en beste.
Men vond
dat kennisverwerving alleen nut had als het je dichter bracht tot het begrip
van God
Middeleeuwse
wereldbeeld: Jeruzalem in het midden van een kaart afgebeeld. Het ging om
historische volgorde (Adam &Eva, Jeruzalem, Rome) en probeerde God te
begrijpen.
Het
wereldbeeld is niet rationeel. Veel kennis berust op fantasie.
par 2.2
symboliek stond centraal in kunst: concrete,
zichtbare dingen verwezen naar een diepere, hogere werkelijkheid.
kenmerken
van de Middeleeuwse kunst:
1. symboliek
2. werken in opdracht (opdrachtgever heet
een 'Mecenas')
3. artistieke traditie
4. belerende functie
Kunstenaars
streefden er niet naar origineel te zijn.
par 2.3
Middeleeuwse
cultuur bestaat uit:
·
kerkelijke
cultuur
·
wereldlijke
cultuur
Kerkelijke muziek
paus Gregorius wilde eenheid in de liturgie.
Bepaalde gezangen werden voortaan elke dienst gezongen, andere alleen in een
bepaalde periode. Gregoriaans: eenstemmige,
geestelijke muziek.
Wereldlijke muziek:
rondtrekkende
zangers en muziekanten. In de hogere sociale milieus werden vanaf de twaalfde
eeuw door adellijke heren liefdesliederen geschreven en op muziek gezet (troubadours/trouvères/Minnesanger)
par 2.4
12e eeuw
ontstaat levensideaal dat hoofsheid genoemd
wordt. Belangrijkste eigenschap voor ridder was zelfbeheersing om te voorkomen andere te kwetsen of prikkelen (dus
om spanning te voorkomen)
hoofs (wereldlijke literatuur):
·
veel
aandacht voor vrouw en liefde
·
heldendaden
zijn voor de vrouw
·
goede
omgansvormen
·
slimheid
In hoofse
literaire teksen werden feodale verplichtingen als trouw dienen door de vazal
op literaire wijze als nastrevenswaardig gepresenteerd.
voorhoofs:
·
veel
strijd
·
Karel
de Grote meestal hoofdpersoon (-> epische concentratie)
·
vrouwen
speelden geen rol
·
dapperheid
en trouw
par 3.1
Hendrik van Veldeke (1e Nederlandse dichter)
hij was
een clericus (iemand met een
kerkelijke opleiding maar niet noodzakelijkerwijs priester).
Hij
schreef gedichten en hoofse lyriek.
Hoofse lyriek gaat over de hoofse liefde. Hierin draait het om een minnaar die een
bewonderde, maar onbereikbare geliefde aanbidt en bezingt. De woorden die de
minnaar gebruikt zijn ontleend aan de feodaliteit;
hij presenteert zichzelf als 'vazal'. De aanbeden dame is de 'leenheer'. De
dichters van hoofse liederen werkten in dialoog met de traditie, de andere liederen. Veel hoofse liederen beginnen met Natureingang. Hoofse lyriek
functioneerde aan adellijke hoven.
·
verlangen
naar huis
·
verwijzing
naar de natuur
Schrijvers
werkten ook in opdracht van een opdrachtgever (mecenas). De schrijver wilde het publiek:
1. vermaken
2. iets leren
schrijvers
wilden ook niet origineel zijn maar was zich bewust van de literaire traditie
en beroemde voorganers. Middeleeuwse verhalen gaan terug op andere teksten (bronteksten)
Verhalen
werden voorgedragen: voorleescultuur. Daarom
bevatten verhalen vaak rijm, zo was de tekst beter te onthouden.
3.2
Vanaf 13e
eeuw onstonden ridderromans in de
Lage Landen. Ferguut was een aanpassing van het verhaal Fergus. De ridderroman
was eliteliteratuur (literatuur voor
adel, ridderschap). In Ferguut staat de ontwikkeling van jeugdige tot
volwaardige ridder centraal. (voorbeeldfunctie). Opdrachtgever van Ferguut:
Arnulf IV van Pamele
Ridderromans
dienden:
·
ter
ontspanning
·
maar
wilden de mensen ook iets leren
Karelepiek is een aanduiding voor middeleeuwse
verhalen waarin Karel de Grote of zijn vazallen centraal staan. (Chanson de Roland)
Chanson de geste: liederen over heldendaden. Een aantal
chansons de geste gaat terug op een historische gebeurtenis, maar deze wordt
vaak vermomd weergegeven. Twee kenmerken:
·
strijd
tegen de heidenen
·
spanningen
binnen het feodale systeem door opstandige vazallen
Deze
kenmerken zijn te verklaren doordat de kruistochten toen der tijd actueel waren
en de Franse koningen voerden een sterke centralisatiepolitiek
waartegen vazallen zich verzetten.
in het Roelandslied (chanson de Roland) speelt
epische concentratie een rol:
historische feiten worden toegedicht aan één beroemd persoon, zoals Karel de
Grote. In t Roelandslied wordt Karels achterhoede aangevallen
Karel ende Elegast is waarschijnlijk oorspronkelijk
Middelnederlands. Het gaat over een
dreigende ordeverstoring die door de trouw van een andere vazal wordt
voorkomen. Het speelt zich af in de feodale wereld van leenheer en vazallen.
Arthurepiek: verhalen over koning Arthur en zijn
ridders. In 12e eeuw schreef Chrétien Arthurromans. Deze romans hebben niet de
vorm van een historisch verslag
''éens'', ''ergens''. Ze gaan over liefde en ridderschap. In de romans
van Chretien is het hof van Arthur een hoofse
modelwereld waarin geen feodale conflicten bestaand.
vaste
structuur:
·
in
het begin worden Arthur en zijn verblijfplaats genoemd
·
er
is sprake van een hofdag
·
Sprookjesachtig
·
queeste (zoektocht) waarin ridder zich in
niet-hoofse wereld begeeft
·
eindigt
meestal aan Arthurs hof: queeste is voltooid en er is feest
Roman van
Walewein is ook een Arthurroman geschreven door Pennic en Pieter Vostaert
par 3.3
zie
''Hendrik van Veldeke''
3.4 (en aanvulling uit aantekeningen)
Van den
vos Reynaerde geschreven door Willem
·
parodie:
humor en stijl maken de Reynaerd groots
·
juridische
thriller: vos is niet alleen een bandiet, maar ook een ontmaskeraar van de
rechtstaat als schijnorde
Verhaal:
de dieren
hebben de macht. Ze hebben allemaal hun zwakke plekken. Leeuw (Nobel) staat aan
het hoofd. De dieren mogen de Vos niet
Allechorie: verhaal waarin in dit geval dieren
mensen voorstellen.
Willem
speelt in zijn verhaal met Arthurromans
overeenkomst:
·
begint
met hofdag
Afwijking:
·
Reinaerts
vijanden laten zich leiden door onhoofse drijveren
In het
verhaal wordt de machts- en rechtsuitoefening beschreven en bekritiseerd.
3.5 (+aanvulling aantekeningen)
hoofse
cultuur was een wereldlijke cultuur
geestelijke
letterkunde hoort bij kerkelijke cultuur.
exempelen: korte verhaaltjes met een religieuze
strekking. Goed voorbeeld.
in de 12e
en 13e eeuw kiest men er steeds vaker voor hun leven te wijden aan God->
·
Manische
vrouwen. Zij woonden bij elkaar in bagijnhofjes.
·
Geert
Gothe is een hervormer (14e eeuw). Hij leefde een eenvoudig leven, volgde
christus en wilde dat ook kloosters hun rijkdommen afstonden en in soberheid
gingen leven.
·
Liesbeth
von..vlies (weet haar naam niet helemaal hihi) zat in het kerkje dat Geert bouwde.
Voor het
geloof zette men hun rijkdommen opzij
Leven was
voorbereiding op de dood ''momento mori''
Marialegenden: groep teksten geschreven ter ere van
Maria.
Betrijs is
daar een voorbeeld van.
Mystieke taal: men gaat op zoek naar woorden voor
iets wat moeilijk in woorden uit te drukken is. Veel gebruik van metaforen en neoglismen(= nieuw bedachte woorden)
par 3.6
14 eeuw:
bloeiende toneelpraktijk.
Er was geestelijk- en wereldlijk toneel
Abele spelen (=
wereldlijke toneel, erg lang, vol boodschappen) werden uitgevoerd door beroepsacteurs.
Annexatie: overgenomen
adaptie: aanpassing aan de huidige tijd
na
serieuze abele spelen werd een sotternie
(=korte klucht) opgevoerd waarin werd getoond op een grappige manier hoe het
NIET moest
3.7
rederijkers (dichters) waren georganiseerd in rederijkerskamers. Om rederijker te worden moest men over een
zekere belezenheid beschikken en de taal goed beheersen. Rederijkers vervulden
een stedelijke functie omdat ze werden ingeschakeld bij stedelijke
activiteiten. Zo konden ze een belangrijke opinierende rol spelen in de steden
met hun teksten.
hielden
zich bezig met:
·
ernstig
toneel
·
komisch
toneel
·
gedichten
geliefde
vorm van gedicht was het refrein: een
gedicht van minimaal vier strofen, met een vaste slotregel: de stok
Rederijkerskamers
waren goed georganiseerd. Een factor
gaf les en schreef belangrijke toneelstukken
Belangrijkste
tekst: Mariken van Nieumeghen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten