Labels

donderdag 12 november 2015

Maatschappijleer begrippen (+ puntsgewijze samenvatting) ''parlementaire democratie''

Junta: regering die bestaat uit militairen
Indoctrinatie: bevolking krijgt partij-ideologie met paplepel ingegoten
Referendum: een volksstemming over een bepaald wetsvoorstel
Representatieve democratie: het volk kiest vertegenwoordigers die de beslissingen nemen en met een zekere regelmaat bij verkiezingen aan de bevolking verantwoording moeten afleggen over hun beleid
Ontbindingsrecht: recht om parlement te ontbinden (vaak gebruikt in presidentieel stelsel)
Constitutionele monarchie: monarchie waarbij de macht van de vorst in een grondwet vastgelegd en dus beperkt is
Oligarchie: het bestuur in handen van slechts enkele mensen
Regentencultuur: politici en bestuurders regelen onderling de politieke zaken en schuiven elkaar de belangrijkste baantjes toe
Ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving
Reactionair: soms willen conservatieven de vervanging van regels weer terugdraaien.
Links: politiek links gaat uit van het principe van gelijkwaardigheid en wil dat iedereen gelijke kansen heeft op onderwijs, werk en inkomen. De overheid moet daarom actief de zwakkeren beschermen.
Rechts: politiek rechts legt de nadruk op vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. De overheid moet zich sociaaleconomisch terrein dus passief opstellen en alleen optreden wanneer het echt nodig is.
Solidair zijn met elkaar: de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen
Rentmeesterschap: de mens heeft de taak om zo goed voor de door God aan ons toevertrouwde aarde te zorgen
One-issuepartijen: richten zich op één aspect van de samenleving zoals de Partij voor de Dieren
Protestpartijen: ontstaan uit onvrede met de bestaande politiek
Zwevende kiezers: laten de keuze voor een partij afhangen van het moment en vooral ook van de persoonlijkheid van de partijleiders.
Actief kiesrecht: recht om te kiezen
Passief kiesrecht: recht om gekozen te worden
Kiesdeler: de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt om één zetel te krijgen
Spindoctor: een communicatiedeskundige die de partij en lijsttrekker adviseert
Tv- en internetdemocratie: door de grote rol van oude en nieuwe media tijdens verkiezingen wordt hiervan gesproken
Coalitie: een combinatie van verschillende partijen die samenwerken op bestuurlijk niveau
Regeerakkoord: afspraken over de hoofdlijnen van het te voeren beleid
Troonrede: regeerakkoord wordt elk jaar bijgesteld en aangevuld in de troonrede (wordt voorgelezen door de koning op de 3e dinsdag in september)
Staten-Generaal: Eerste- + Tweede Kamer (=parlement)
Miljoenennota: hierin zijn plannen concreet gemaakt en word aangegeven hoeveel geld ervoor beschikbaar is
Algemene Beschouwing: na de bekendmaking van de plannen debatteert de Tweede Kamer over de plannen tijdens de Algemene Beschouwing
Voorjaarsnota: regering legt verantwoording af over hoe het beleid dat in de miljoenennota toegezegd is; 3e woensdag in mei. Heet ook wel gehaktdag
Demissionair kabinet: een regering die alleen nog lopende zaken afhandelt
Kabinet: bestaat uit ministers en staatssecretarissen
Regering: wordt gevormd door koning en ministers
Premier: minster-president
Minister zonder portefeuille: ministers zonder eigen ministerie
Ambtenaren: bereiden wetsvoorstellen voor en geven adviezen
Onschendbaar: De koningin is onschendbaar, kan niet ter verantwoording worden geroepen voor politieke daden
Stemrecht: de Tweede Kamer kan wetsvoorstellen aannemen of verwerpen
Recht van Amendement: de T.K kan wetsvoorstellen wijzigen en daarna pas aannemen. Wijzigingen heten amendementen
Recht van initiatief: De T.K. kan zelf wetsvoorstellen indienen (gebeurt niet vaak)
Budgetrecht: Dit is het recht van zowel de Tweede als de Eerste Kamer om de begroting van een minister goed te keuren of af te keuren (te verwerpen). Alleen de Tweede Kamer mag de begroting van een minister ook wijzigen.
Recht van motie: Een motie is een uitspraak van de TK waarmee zij een minister of staatssecretaris oproept bepaalde maatregelen te nemen of eventueel met een wetsvoorstel te komen
Vragenrecht: de TK heeft recht om vragen te stellen aan de regering.
Recht van interpellatie: het recht dat Kamerleden een spoeddebat mogen vragen met een minister of staatssecretaris waarover zij zich ernstige zorgen maken (meer dan 30 Kamerleden moeten dit debat steunen voordat het plaatsvindt)
Recht van enquete: Het recht van beide Kamers om zelfstandig een onderzoek in te stellen naar het gedrag van ministers en andere burgers. Dit recht is onderdeel van de hoofdtaak controle.
Senaat: Eerste Kamer (worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten)
Raad van Staate: belangrijkste adviesorgaan van de regering
Koninklijke Besluiten: besluiten van de regering, die zonder medewerking van het parlement worden genomen
Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB): een besluit van de regering over specifieke regels binnen een al bestaande wet
Dualisme: een duidelijke taakverdeling tussen regering en parlement die voortvloeit uit het principe van de trias politica.
Poldermodel: economisch bestel waarin werkgevers, vakbonden en overheid met elkaar overleggen over arbeidsvoorwaarden en lonen
Poortwachters: samen met massamedia en pressiegroepen worden politieke partijen ook wel poortwachters genoemd omdat zij de mogelijkheid hebben wensen uit de samenleving te vertalen in concrete politieke eisen
Beleidsvoorbereiding: Het proces waarin beleidsvoorstellen worden ontwikkeld
Beleidsbepaling: De bepaling van het beleid is globaal in vijf fasen in te delen: beleidsvorming, beleidsformulering, beleidsoverdracht, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie. 
Politieke en maatschappelijke factoren: individuele burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces
Beleid: de bewuste inzet van middelen om een beoogd doel te realiseren
Lobbyen: via persoonlijk contact proberen steun te krijgen voor je standpunten en belangen
Pluriformiteit: veelvormigheid
Subsidiariteitsbeginsel: principe dat een centrale of hogere instantie niet doet wat door lagere instantie gedaan kan worden
Provinciale Staten: vertegenwoordigers van de provincies
Commisaris van de koning: voorzitter van Provinciale Staten (wordt niet gekozen maar benoemd)
Gemeenteraad: neemt belangrijkste besluiten binnen de gemeente
College van burgemeester en wethouders (B en W): dagelijks bestuur in een gemeente is in handen van hen
autonomie: zonder bemoeienis van buitenaf kunnen handelen
eurozone: de groep van EU-landen die een gecoördineerde economische, financiële en monetaire politiek voeren.
Supranationale organisatie: de aangesloten landen hebben hun bevoegdheden grotendeels overgedragen aan de EU
Intergouvernementeel: besluiten kunnen alleen genomen worden met instemming van alle afzonderlijke landen
Euroscepsis: burgers en regeringen van lidstaten twijfelen aan of protesteren tegen te veel supranationale regels
Secretaris-generaal: hoogste ambtenaar van de VN
Resoluties: uitspraken waarin het gedrag van een land veroordeeld wordt
Verklaring:  hierin stellen de VN basisprincipes op die essentieel zijn voor de internationale samenwerking.

Vetorecht: recht om de uitvoering van een resolutie te verbieden


Dictatuur:
-          Beperkte individuele vrijheid
-          Geen politieke vrijheid
-          Geen onafhankelijke rechtstaat
-          Massamedia + kunstuitingen onder censuur van de overheid
-          Overheidsgeweld
Autocratisch:
-          Één leidersfiguur
-          Soms hulp door junta: regering bestaande uit militairen
Totalitair:
-          Groep mensen
-          Ideologische revolutie
-          Indoctrinatie: bevolking krijgt de ideologie met de paplepel ingegoten

Kenmerken democratie:
-          Individuele vrijheid
-          Politieke grondrechten
-          Politie en leger beperkte bevoegdheden
-          Onafhankelijke rechtspraak
-          Persvrijheid

Standpunten uit ideologie:
-          Normen en waarden
-          Sociaaleconomische verhoudingen
-          Machtsverdeling

Politieke midden
Mensen en organisaties moeten in eerste instantie voor zichzelf zorgen. Als dit niet lukt springt de overheid bij.

Verdeeldheid over hoe gelijkheid bereikt kon worden volgens de socialisten:
-          Communisten (revolutie)
-          Sociaaldemocraten (parlementaire weg)

Functies van politieke partijen:
-          Integratie van ideeën
-          Informatie
-          Participatie: door de twee vorige functies proberen politieke partijen burgers te interesseren om zelf actief aan de politiek deel te nemen
-          Selectie kandidaten

Ontwikkelingen in de samenleving leidde tot:
-          Minder christenen -> minder mensen die op CDA stemden
-          Economisch ging het beter -> PvdA kromp
-          Doordat het economisch beter ging -> groeide het aantal VVD-stemmers

Vertegenwoordigers op verschillende niveaus
-          Het rijk (Tweede Kamer)
-          Provincie (provinciale Staten)
-          Gemeente  (gemeenteraad)
-          Waterschappen (waterhuishouding verzorgen)
-          Europees parlement


Elke partij moet:
-          Zich op tijd registreren bij de Kiesraad
-          In elke kieskring een kandidatenlijst en 30 steunbetuigingen inleveren
-          Borgsom van 11.250 euro betalen

Evenredige vertegenwoordiging:
Voordeel: iedere stem telt even zwaar mee
Nadeel: als er veel partijen in de kamer zitten, kan een debat lang duren



Rechten voor controle op ministers (TK)
-          Recht van motie
-          Vragenrecht
-          Recht van enquête
-          Recht van interpellatie

Recht Eerste Kamer
-          Vragenrecht (schriftelijk)
-          Recht interpellatie
-          Recht van enquête

Raad van State
-          Bestaat uit juristen en oud-politici
-          Benoemd door regering
-          Beoordeelt alle wetsvoorstellen

Sociaal economische Raad (SER)
-          33 leden (11 werknemers, 11 werkgevers, 11 benoemd)
-          Adviseert de regering over het sociaaleconomisch beleid

Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR)
-          Minimaal 5, maximaal 1 leden
-          Wetenschappers uit allerlei takken benoemd door de regering
-          Toekomstige ontwikkelingen beschrijven

Centraal Plan Bureau (CPB)
-          Onderzoeksinstituut dat analyses maakt van het economisch beleid van de regering zodat het eventueel bijgestuurd kan worden


Pressiegroepen
-          Belangenorganisaties
-          Actieorganisaties (één bepaald thema: Green Peace)

Politieke functie media:
-          Informerend
-          Onderzoekend/agendafunctie
-          Commentaar functie
-          Spreekbuisfunctie
-          Controlerende functie

Omgevingsfactoren
-          Demografisch
-          Ecologisch
-          Economisch
-          Cultureel
-          Technologisch
-          Sociaal
-          Internationaal

Redenen voor delegatie:
-          Provincie/gemeente heeft elk specifieke problemen
-          Burgers meer mogelijkheden om hun democratische rechten in praktijk te brengen

Samenvoegen van gemeentes
-          Gemeentelijke kosten verlagen
-          Bestuurskracht van de gemeente verhogen
è Groeiende kloof

Europese Unie

Wetgevende macht: Raad van Europese Unie en het Europees parlement
Uitvoerende macht: Europese Commissie
Rechtsprekende macht: Hof van Justitie van de Europese Unie

Europese commissie:
-          Iedere lidstaat levert 1 commissaris
-          Leiding geven aan ambtelijk apparaat
-          Ontwerpen conceptiebegroting
-          Wetsvoorstellen

Raad van Europese Unie
-          Wegevende macht

Europese Raad
-          Hoofdlijnen van politieke beleid vaststellen
-          Telkens mag iemand anders voor een half jaar voorzitter zijn

Europees Parlement
-          Onderwerpen op agenda zetten

Hof van Justitie van de Europese Unie
-          Rechtsrpekende macht
-          Zorgen dat alle regels in alle EU landen hetzelfde geinterpreteerd worden
-          27 rechters: uit elke rechstaat één

Hoe wordt een land lid van de EU?
-          Stabiele democratie
-          Functionerende markteconomie hebben, die bestand is tegen de concurrentie van de interne markt
-          Het acquis in nationale wetgeving opnemen
-          Administratief in staat zijn om besluiten van EU uit te voeren


^ als aan alle eisen wordt voldaan moeten de lidstaten gaan stemmen. Pas als ALLE landen instemmen, kan een land toetreden tot de EU

Geen opmerkingen:

Een reactie posten