Leertip: bekijk de filmpjes van ‘’Joost van Oort’’ op YouTube
John Locke (1632-1704)
- Sovereiniteit ligt bij het volk
- Burgers zijn elkaars gelijken (burgers =
adel + rijken)
- Vorst moet volk beschermen
- Slechte vorst mag worden afgezet door
het volk
- Indirecte democratie is oke
Voltaire (1694-1778)
-
Kritiek
regeringsvormen (Droit Divin bestaat niet & Engelse bestuur was beter dan
het Franse)
-
Vrijheid
van denken
-
Gewone
volk is te dom om mee te beslissen à onderwijzen
-
Overheid
moet zorgen voor het welzijn van het volk
Jean-Jacques
Rousseau (1712-1778)
- Alle mensen zijn gelijk
- Soevereiniteit ligt bij het volk
- Sociaal contract
- Algemene wil: ‘’democratie’’
Immanuel Kant (1724-1804)
-
Sapere
aude
-
Integreerde
rationalisme en empirisme, kunnen niet zonder elkaar namelijk
-
Gematigd:
veranderingen rustig doorvoeren
Wanneer
is een filosoof gematigd?
- Verbinding tussen ratio en traditie
- In godsdienst niet alles veranderen
Verlichters
en godsdienst
Eens:
-
Religieuze
tolerantie
-
Scheiding
tussen kerk en staat
Oneens:
-
God
bestond maar greep niet in de wereld
-
Agnosten
Verlichters
en de economie
-
Individu
moet de vrijheid hebben om zijn eigenbelang na te streven à leidt tot welvaart voor iedereen
-
Iedere
staat moet zijn economisch beleid laten ruisten op een vrijemarkteconomie, vrijhandel
en zo weinig mogelijk ingrijpen van de overheid.
Verlichters
en politiek
-
Volkssoevereiniteit
(Locke, Rousseau, Montesquieu)
-
Sociaal
contract tussen vorst en volk of burgers onderling à voorkomen uitbreken van oorlogen
-
De
scheiding van de machten in een staat
VERBREIDING VAN DE VERLICHTING
-
Uitvinding
drukpers 15e eeuwà Boeken, tijdschriften, bibliotheken
-
Salons
& koffiehuizen à
kletsen
-
Toneel
-
Ontduiken
van censuur (in Engeland en de Republiek was er nauwelijks censuur)
Ancien Régime: periode tussen 1660 en 1789 in
Frankrijk, het oude bewind; absolute macht van de Franse koning en pracht en
praal aan zijn hof in Versailles.
-
Drie
standen: geestelijken, adel, boeren & burgers
Droit Divin: Goddelijk recht om als (absoluut) vorst
te regeren à
alleen verantwoording aan God schuldig
Vanaf de 15e
eeuw: uitbreiding en centralisatie vorstelijke macht (Lodewijk XIV)
Centralisatie
op politiek gebied:
-
Ambtenaren
aanstellen die toezicht hielden en het bestuur in steden uitvoerden
-
Staand
beroepsleger
Economisch
gebied:
Er was geld
nodig om oa het staand beroepsleger te kunnen betalen à belastingen innen à mercantilisme
Cultuur:
-
Één
staatsgodsdienst: katholiek
-
Oprichting koninklijke academies: uitvindingen
die bijv gunstig konden zijn voor oorlog.
Ontstaan van
absolutisme viel samen met de Wetenschappelijke Revolutie en de Verlichting.
Veel verlichte denkbeelden waren in strijd met het absolutisme à ontstaan conflicten. Sommige vorsten
wilden echter wel Verlichtingsideeën uitvoeren.
Verlichte
absolute vorsten (verlichte despoten) rond 18e eeuw:
-
Frederik
de Grote
-
Catarina
de Grote
-
Jozef
II
DE FRANSE REVOLUTIE
Indirecte
oorzaken van de Franse Revolutie
-
De geestelijkheid en de adel hebben het
beter
è Kerk bezat 10% van het land, maar
geestelijken waren slechts 1% van de bevolking
è Adel bezat 20% van het land, aantal adellijke
mensen vd bevolking: 1,5%
è Adel en kerk betaalden nauwelijks
belasting
è Hoge edelen kregen belangrijke functies
in de Kerk, leger en bestuur van het land
-
Ontevredenheid onder de andere
bevolkingsgroepen
è 80% was boer: wilden meer grond,
eerlijke belastingen, geen herendiensten doen
è 2% werkte in de nijverheid:
vonden het werk te lang en te zwaar in ongezonde omstandigheden; lage lonen
è De rijke burgers wilden net als
de adel belangrijke functies; vonden het oneerlijk dat de adel en geestelijken
bijna geen belasting betaalden; wilden vrijheid van meningsuiting en
drukpersvrijheid.
-
Het land wordt slecht bestuurd
è Door vele oorlogen had de regering hoge
sculden
è In het bestuur werden mensen benoemd met
veel geld omdat zij hun functie konden kopen. Er bestuurden dus mensen het land
die er geen verstand van hadden.
è Rechtspraak was oneerlijk; onterecht;
mensen uit de Derde Stand konden voor hetzelfde vergrijp zwaarder gestraft
worden dan mensen uit de andere standen.
Het verloop van de Franse Revolutie
De Derde Stand komt in verzet
Koning wilde
adel en geestelijken meer belasting laten betalen à adel zei dat dat niet zomaar kon en dat
de Staten-Generaal daarover moest beslissen à koning riep in 1789 de Staten-Generaal
bijeen.
Ter
voorbereiding mochten de drie standen klachten en wensen formulieren over hun
heer in Cahiers des doléances.
In de Staten-Generaal
wordt per stand gestemd; Adel dacht met steun van de Geestelijken te kunnen
winnen MAAR de Derde Stand riep zich uit tot de Nationale Vergadering.
Nationale
Vergadering:
-
Besloot
dat Frankrijk een grondwet moest hebben à koning minder macht
-
In die
wet moesten rechten en plichten van de staatburgers komen te staan
Lage geestelijken
en enkele edelen steunden de Derde Stand.
Koning was
woedend à verbood
Nationale Vergadering à
trok de Derde Stand zich niets van aan à koning trok zijn verbod in, maar liet
wel troepen naar de rand van Parijs komen à Parijse bevolking was bang en bestormde
de Bastille à
koning stuurde soldaten weg, maar het bleek te laat..
Op het
platteland werd het verhaal verteld dat de edelen soldaten verzamelden om boeren te
vermoorden à
boeren raakten in paniek à
boeren gingen landgoederen plunderen van de edelen à edelen vluchtten het land uit.
Parijse
burgers gingen naar Versailles om de koning en de Nationale Vergadering (NV) over
te halen van Versailles naar Parijs te verhuizen. Dat gebeurde.
Koning was
bang en keurde alle besluiten van de NV goed. Besluiten werden grotendeels
opgenomen in de eerste Franse grondwet (1791):
-
Afschaffing
voorrechten van de edelen en geestelijken;
-
Openstelling
van alle ambten in de regering, in de Kerk en het leger voor iedereen
-
Toestemming
aan rijke burgers en rijke boeren om grond te kopen die van de Kerk afgenomen
was.
-
Sterke
beperking van de macht van de koning à Frankrijk werd een constitutionele
monarchie (=Een constitutionele monarchie is een vorm van monarchie waarbij niet slechts de monarch of
regent bepaalde bevoegdheden bezit, maar waar naast haar of hem diverse andere
ambten bestaan, die eigen bevoegdheden bezitten hen toegekend door de
constitutie.)
-
Invoering van een scheiding van de Drie Machten
-
Invoering van een beperkt kiesrecht dat de
macht vooral in de handen van gegoede burgers legde.
De inleiding
van de grondwet werd gefungeerd door de Verklaring
van de rechten van de mens en de burger die de NV in 1789 had vastgelegd.
14 juni 1791: Wet Le Chapelier
- vrijheid om een beroep te kiezen
- verbod op corporaties die toegang tot een beroepsgroep belemmeren (gilden)
- vrijheid om een beroep te kiezen
- verbod op corporaties die toegang tot een beroepsgroep belemmeren (gilden)
- verbod op
verenigingen van boeren en arbeiders (vakbonden)
Tweede revolutie: Frankrijk wordt een
republiek en de radicalen verslaan hun vijanden
20 juni 1791: Lodewijk XVI probeerde te vluchten
naar het buitenland à
werd onderweg herkend.
De inval van
Oostenrijk en Pruisen in Frankrijk kostte Lodewijk en Marie Antoinette hun
troon en later hun leven.
Andere
regeringen in Europa waren de revolutionaire regering in Frankrijk niet gunstig
gezind.
April 1792: Frankrijk verklaarde de oorlog aan
Oostenrijk (geboorteland van Marie Antoinette). Oostenrijk werd door Pruisen
gesteund.
10 augustus 1792: Lodewijk XVI wordt afgezet na de ‘’Tweede
Revolutie’’;
Tweede
Revolutie: een volksmenigte bestormde de verblijfplaats van de koning in
Parijs.
September 1792: de republiek wordt uitgeroepen.
Januari 1793: Lodewijk XVI (aka: ‘’Burger Capet’’) werd ter dood
veroordeeld door het parlement, echter met een kleine meerderheid. Hij werd veroordeeld omdat hij in het buitenland hulp gezocht zou hebben
tegen de radicalen. Radicalen (Jacobijnen), onder leiding van Robespierre,
waren vooral voor de dood van Lodewijk XVI.
De Girondijnen (gematigden) vonden dat er genoeg veranderd was (wat logisch was omdat zij nu stemrecht hadden)
Geen eerlijk
proces:
-
Parlement
was aanklager, maar ook rechter
-
Parlement
stond onder grote druk van de publieke opninie
-
Volgens
de grondwet was de koning onschendbaar
- Volgens de grondwet
moest minstens 75% voor een doodstraf zijnDe Girondijnen (gematigden) vonden dat er genoeg veranderd was (wat logisch was omdat zij nu stemrecht hadden)
wensen van de radicalen:
-
Stemrecht
voor iedereen
-
Verhoging
van de lonen en verlaging van de prijzen
- verspreiding van de revolutie naar het buitenland
- afschaffing van de monarchie
- verspreiding van de revolutie naar het buitenland
- afschaffing van de monarchie
De armen van
de Parijse bevolking steunden de radicalen.
Juni 1793: 80.000 Parijzenaars omsingelen het parlementsgebouw à wilden 29 Girondijnen gevangennemen à 8 ontsnapten à anderen werden gevangengenomen en later
terechtgesteld à
nu waren de radicalen de baas.
Radicalen
begonnen o.l.v. Robespierre met de Terreur;
wie het niet met hen eens was, werd gedood. Ook Marie Antoinette.
Radicalen:
-
Organiseerden
het leger en de staat goed
-
Kwamen
met allerlei maatregelen, bijv: wet die maximumprijzen invoerde voor eerste
levensbehoeften
-
Frankrijk
voerde als eerste land de algemene dienstplicht in à Frankrijk kreeg een supergroot en sterk
leger
-
Plannen
nieuwe grondwet (die er NIET kwam): kiesrecht voor iedereen, recht op onderwijs
voor iedereen en overheidszorg voor armen.
Er kwam een
opstand tegen de radicalen en hun leiders werden afgezet en onthoofd (juli
1794).
Hierna
wisten de Girondijnen de macht weer in handen te krijgen. November 1795: 5
personen, directeuren, kregen de leiding. Elk jaar werd één van hen vervangen.
1795-1799: Directoire
De
bourgeoisie tijdens het Directoire voelde niets voor democratische ideeën van
de radicalen. Ze dachten meer aan zichzelf dan aan wat goed was voor Frankrijk.
Directoire
kreeg te maken met lastige struggles:
-
Grote
hongersnood die vooral armen trof
-
Frankrijk
en buitenlandse vijanden bleven met elkaar in oorlog
-
De Franse
adel probeerde met geweld de regering omver te werpen
Deze opstand
werd neergeslagen onder troepen van Napoleon. Napoleon greep in 1799 de macht
toen het onrustig bleef in Frankrijk en het buitenland weer met aanvallen
begon. In 1812 moest hij zich terugtrekken uit Rusland en werd in de slag bij Waterloo definitief verslag (1815). Napoleon had
een nieuwe wetgeving: Code Napoléon.
Verlichtingsideeën daaruit:
-
Iedereen
was gelijk voor de wet
-
Niemand
mocht gevangen genomen wordt zonder dat er een rechtszaak op volgde. Zo’n
rechtszaak moest openbaar zijn. En je moet je kunnen verdedigen. Een jury van burgers
sprak het vonnis uit.
Verder:
-
Vrijheid
bezit
-
Vrijheid
religie
-
Burgerlijke
stand geregeld door de staat en niet langer door de kerk.
Code
Napoleon werd verspreid doordat hij een groot deel van Europa veroverde.
Verder was
hij niet verlicht:
-
Alleenheerser
-
Minachting
kerk en paus à
Napoleon kroonde zichzelf
Velen waren
diep geschokt door de Franse Revolutie;
-
Duizenden
mensen terechtgesteld
-
Bezit
Kerk en adel onteigend
-
Geestelijkheid
vervolgd
-
Christendom
was geprobeerd te vervagen voor een ‘eredienst van de Vrijheid en Rede’ à nieuwe kalender waarop de christelijke
zondag verdween
-
Franse
Revolutie was uitgelopen op een militaire dictatuur van Napoleon à veel oorlogen en onderdrukking in
Europa
Dit zorgde
ervoor dat mensen niet erg positief over het begrip ‘’revolutie’’ dachten. Om
te voorkomen dat zoiets nog een keer zou gebeuren wilden conservatieven de macht van de koning herstellen.
Begin 19e
eeuw: moet de macht in handen van de vorst of in handen van het parlement zijn?
-
Conservatieven:
vorst
-
Liberalen:
parlement
Later in de
19e eeuw kwamen hier nog twee vraagstukken bij:
1. Algemeen kiesrecht
2. Sociale kwestie
1: Algemeen
kiesrecht:
-
Liberalen
en socialisten voor algemeen kiesrecht: volkssoevereiniteit (wie het ‘’volk’’
was, was een discussiepuntje)
-
Conservatieven
tegen: gezag kwam van God
2: Sociale
kwestie
-
Conservatieven:
overheid moest arbeiders beschermen (paternalisme) à in 1847 invoerrechten op aardappels
werden afgeschaft à
arbeiders konden aan goedkoop voedsel komen
-
Liberalen:
vrijheid individu, goede economie stimuleren
Het Congres van Wenen
In 1814
begonnen de Europese mogendheden te overleggen na de overwinning op Napoleon. Alle
landen die oorlog hadden gevoerd deden mee. Grote landen hadden meer invloed
dan kleinere.
Doel:
regelen toekomst van Europa:
-
Restauratie: Herstel van oude orde voor 1792 (legitimiteit van de vorsten)
à
verworvenheid van de Verlichting worden zoveel mogelijk teruggedraaid à vorsten op de troon en Eerste en Tweede
Stand krijgen weer meer te zeggen. MAAR de grondwet bleef bestaan, dit was
echter niet heel voordelig aangezien het daarin er vaak op neer kwam dat de
macht in handen lag van de vorst à Derde Stand is dus niet blij
-
Het
nastreven van een nieuw Europees machtsevenwicht door de macht van Frankrijk in te perken en die
van andere Europese mogendheden te vergroten à oorlogen voorkomen
Dat leidde
tot vorming van nieuwe staten en herstel van oude staten:
-
De
door Napoleon bezette gebieden werden losgemaakt van Frankrijk en de
vorstenhuizen keerden er terug (NL: Koning Willem I, zoon van stadhouder Willem
V)
-
In
Frakrijk: de Bourbons (die sinds 1589 geregeerd hadden) werden in hun
koningschap hersteld à
familielid van de onthoofde Lodewijk XVI werd koning.
-
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd uit de grond gestampt. Koning
Willem I werd ook groothertog van Luxemburg.
Andere
besluiten in het kader van het machtsevenwicht:
-
Overwinnaars
Rusland, Pruisen en Oostenrijk kregen gebiedsuitbreiding; Engeland mocht een
aantal veroverde koloniën houden.
-
In Duitsland
werd de Duitse Bond opgericht
Duitse Bond:
-
Politiek
bondgenootschap tussen de vorstendommen
-
1834:
het Tolverbod: hief tolgrenzen tussen
vorstendommen op à
onderlinge handel kon zich ontwikkelen (alleen Oostenrijk bleef erbuiten).
Heilige Alliantie (1815):
-
Verbond
waar de meeste Europese vorsten zich bij aansloten
-
Uitgaande
van de gedachte dat christelijke vorsten hun macht + gezag aan God ontlenen à vorsten mogen optreden tegen
nationalistische en liberale onrust. En vrede handhaven
-
Kern
vd Heilige Alliantie: Oostenrijk, Rusland, Pruisen en Engeland (= grote
overwinnaars op Napoleon)
-
Europese
crises werden in congressen besproken en door internationale samenwerking in
bedwang gehouden (bijvoorbeeld: liberale revolutie in Spanje à Congres in Verona)
Congres van Verona (1822)
In Spanje keert Ferdinand VII terug op
de troon en verwierp de liberale grondwet uit 1812 à liberalen komen in opstand en
uiteindelijk loopt de boel uit de hand en wordt erover deze kwestie in Verona
vergaderd:
-
Tsaar
Alexander (Rusland) en Franse koning wilden ingrijpen
-
Engelse
regering niet
-
Metternich
(Oostenrijk) was voor de restauratie maar wilde het voorzichtig aanpakken
Grote
mogendheden zouden elk een brief naar de Spaanse regering sturen in de hoop dat
ze zouden aftreden à
Frankrijk en Engeland stuurden die brief niet.
Uiteindelijk
kreeg Ferdinand april 1823 zijn macht terug dankzij de Fransen.
Na het
Congres in Verona kwam er een einde aan het streven van de Europese grote
mogendheden om gezamenlijk via congressen de vrede in Europa te handhaven.
In 1830 werd
Griekenland onafhankelijk na een lange strijd tegen de Turken.
Liberalisme
-
Ontstaan
eerste helft van de 19e eeuw: geinspireerd door 18e-eeuwse
verlichters (Montesquieu, Rousseau en Adam Smith)
-
Vrijheid
individu op alle geieden
-
Economisch
gebied: reactie mercantilisme; ondernemers moesten zelf het recht hebben om
zonder beperkingen te produceren of te handelen en arbeiders moesten zelf
kunnen bepalen waar en voor wie zij werkten.
-
Politiek:
volkssoevereiniteit; parlement, grondwet en uitbreiding kiesrecht
-
Staat
moest zo min mogelijk ingrijpen
-
Nachtwakerstaat:
burgers beschermen tegen buitenlandse vijanden, binnenlandse rechtsorde
handhaven en openbare werken uitvoeren à burgers gelegenheid bieden tot handel
en productie. Voor deze drie dingen mocht belasting gevraagd worden.
-
Vrijheid
van godsdienst; vrijheid meningsuiting en drukpers, dus afschaffing censuur;
afschaffing slavernij; vrijheid kunst en wetenschap
Meningsverschillen
sociale kwestie:
-
Overheid
moest meer taken op zich nemen
-
Sociale wetgeving opstellen
Meningsverschillen
kiesrecht:
-
Conservatie
liberalen wilden het kiesrecht niet te sterk uitbreiden
-
Radicalen
wilden algemeen kiesrecht/uitbreiding
Socialisme
-
Kapitalisme
moet vervangen worden door het socialisme: het ideaal dat de gemeenschap alle
of tenminste de belangrijkste productiemiddelen bezit en beheert. Opbrengst
moet eerlijk verdeeld worden
-
Marxisme:
klassenmaatschappij waarin de bovenlaag steeds rijker en kleiner en de
benedenlaag steeds armer en groter zal wordenà klassenstrijd à dictatuur van het proletariaat à nieuwe klassenloze samenleving tot
stand brengen
-
Communisten:
revolutie maken
-
Revisionisme: vanaf eind 19e eeuw kozen
marxistische partijen de weg van de parlementaire democratie (evolutie ipv
revolutie) à socialisten
of sociaal-democraten, de rest
communisten (nastreven revolutie).
Overeenkomsten
libarlisme en socialisme:
-
Geloof
in de maakbaarheid van de samenleving
Verschillen:
-
Liberalisme:
vrijheid, socialisme: gelijkheid
-
Visie
rol overheid in de samenleving
-
Visie
op soevereiniteit
Nationalisme
Gevoel van
saamhorigheid van een groep mensen die een staat vormen of willen vormen.
Nodig:
-
Besef
over gemeenschappelijke ervaringen te beschikken
-
Hebben
van gemeenschappelijke belangen.
Gunstig:
zelfde taal, godsdienst en vorstenhuis.
Factoren die
bijdroegen aan de sterke groei van het nationalisme in Europa in de eerste
helft van de 19de eeuw:
-
De
Franse overheersing onder Napoleon
-
Het
Congres van Wenen
-
Turkse
overheersing op de Balkan
Nieuwe
nationale staten:
-
1830:
Belgen (met hulp van Frankrijk)
-
1830:
Grieken (met hulp van Frankrijk, Engeland en Rusland)
-
1870:
Italië
-
1871:
Duitse keizerrijk
-
1878:
Roemenië, Servië en Montenegro
1848:
revolutiejaar; overal in Europa komen liberalen in opstand. Doel: politieke
positie van de burgerij versterken en die van de koning verzwakken.
Uiteindelijk ontstaan:
-
Liberale
grondwetten (Bijv koning Willem II die aan Thorbecke de opdracht gaf voor het
opstellen hiervan)
-
Emancipatiebewegingen
-
Voortschrijdende
democratisering
Socialisten
doen ook mee in 1848:
-
Maar
de opstanden worden neergeslagen door het leger in Frankrijk
-
Marx
en Friedrich publiceren in 1848: het Communistisch manifest
Nationalisten:
In 1848
barstte er onder de 40 onafhankelijke staten van Duitsland de revolutie los: In
Paulskirche in Frankfurt kwam in mei een parlement bijeen (bestond uit
afgevaardigden uit heel Duitsland) à vergaderden een jaar lang om van
Duitsland een eenheidsstaat met een grondwet te maken à 75% van de Duitse staten ging akkoord,
maar Pruisische koning Frederik Willem IV wees het verzoek om koning of keizer
van Duitsland te worden omdat hij geen kroon wilde ontvangen à het leger van Pruisen dreef het
Frankfurter parlement uiteen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten