WOORD
|
BETEKENIS
|
affiniteit
|
gevoel van aantrekking/verwantschap
|
bedenkelijk
|
twijfelachtig, ongerustheid wekkend
|
concessies doen
|
een beetje toegeven, iets van zijn eis laten
vallen
|
diametraal
|
lijnrecht, volgens de diameter
|
etablissement
|
horecaonderneming
|
figuratief
|
bestaand uit herkenbare beelden
|
gedegen
|
degelijk, van goed gehalte
|
immaterieel
|
geestelijk, niet-stoffelijk
|
jegens
|
ten aanzien van, tegenover
|
karig
|
schraal, niet overvloedig
|
niet-aflatend
|
onophoudelijk, zonder te verslappen
|
ongenuanceerd
|
zwart-wit, bot, zonder nuancering
|
proporties
|
afmetingen, verhoudingen
|
signatuur
|
karakter, aard
|
verhullen
|
verbergen, versluieren
|
Opdracht 2
1. Etablissementen
2. Immateriële
3. Consessies doen
4. Proporties
5. Degelijk
6. Bedenkelijk
7. Diametraal
8. Signatuur
9. Karig
10. Jegens
11. Affiniteit , figuratief
12. Niet aflatend
13. Verhullen
14. Ongenuanceerd
Opdracht 3
WOORD
|
BETEKENIS
|
afzien (+ van)
|
geen gebruik maken van
|
begenadigd
|
getalenteerd, begaafd
|
clientèle
|
klantenkring
|
deportatie
|
verbanning, uitzetting
|
erudiet
|
in bezit van veel kennis en kritische zin
|
gepeupel
|
gewone volk, plebs
|
hang
|
neiging, verlangen
|
innovatie
|
vernieuwing
|
numeriek
|
in getallen uitgedrukt
|
omzichtig
|
behoedzaam
|
onderschrijven
|
erkennen, goedvinden
|
probaat
|
beproefd, deugdelijk, goed
|
ultieme
|
allerlaatste, uiterste
|
verlokken
|
verleiden, overhalen
|
welhaast
|
binnenkort, spoedig, bijna
|
Opdracht 4
1. Probaat
2. Welhaast
3. Verlokken
4. Erudiet - begenadigd
5. Numeriek
6.
Ultieme
7. Hang
8. Onderschrijven
9. Omzichtig
10. Innovaties
11. Afzien van
12. Deportatie
13. Gepeupel
14. Clientèle
Opdracht 5
WOORD
|
BETEKENIS
|
erfgoed
|
overlevering, nalatenschap (van een vorige
generatie)
|
devies
|
leus, zinspreuk
|
heimelijk
|
stiekem, verborgen
|
inzake
|
betreffende, aangaande
|
markant
|
opvallend
|
poldermodel
|
overlegmodel gericht op consensus en harmonie
|
rebellie
|
opstandigheid
|
ridiculiseren
|
bespotten, belachelijk maken
|
sober
|
eenvoudig, armoedig, schraal
|
superioriteit
|
hoogste kwaliteit, voortreffelijkheid,
overmacht
|
tornen (+ aan)
|
ter discussie stellen, afbreuk doen aan
|
uniform (= bijvoeglijk naamwoord)
|
gelijkvormig
|
vrijzinnig
|
liberaal, niet-dogmatisch
|
wrevel
|
irritatie, ergernis, misnoegen
|
zuil
|
levensbeschouwelijke stroom/groepering
|
Opdracht 6
1. Poldermodel
2. Geridiculiseerd
3. Vrijzinnige
4. Erfgoed
5. Rebellie
6. Zuilen
7. Devies
8. Sober
9. Uniform
10. Markant
11. Tornen
12. Heimelijke – inzake
13. Wrevel
14. Superioriteit
Opdracht 7
WOORD
|
BETEKENIS
|
alvorens
|
voordat
|
belemmering
|
hindernis, obstakel
|
consensus
|
overeenstemming, gelijkheid van opvatting
|
dermate
|
in zo hoge graad
|
discrepantie
|
verschil, tegenstrijdigheid
|
erbarmelijk
|
jammerlijk, armzalig
|
faciliteren
|
gelegenheid bieden, beschikbaar stellen
|
hekelen
|
scherp bekritiseren
|
incapabel
|
onbekwaam, ongeschikt
|
kennelijk
|
blijkbaar, klaarblijkelijk
|
loyaliteit
|
trouw
|
naarmate
|
naargelang
|
permanent
|
blijvend, aanhoudend
|
sanctie
|
dwangmiddel, straf
|
tirannie
|
dwingelandij, wrede heerschappij
|
Opdracht 8
1. Erbarmelijke
2. Hekelde
3. Alvorens
4. Naarmate
5. Dermate
6. Tirannie
7. Belemmering
8. Incapabel
9. Loyaliteit
10. Discrepantie
11. Kennelijk
12. Consensus
13. Permanent
14. Faciliteren
15. Sancties
Opdracht 9
WOORD
|
BETEKENIS
|
laveren
|
schipperen, heen en weer gaan
|
naleven
|
nakomen (van afspraken)
|
opvijzelen
|
verhogen, hoger maken
|
prompt
|
vlot, snel
|
reguleren
|
volgens regels organiseren, ordelijk laten
verlopen
|
steevast
|
volgens vaste gewoonte, altijd
|
substantieel
|
aanzienlijk, duidelijk
|
tredmolen
(zoals in de
uitdrukking ‘in de tredmolen lopen’)
|
vaste, geestdodende (werk)situatie
(betekenis uitdrukking: ‘geestdodend werk
doen’)
|
uitheems
|
buitenlands, vreemd
|
unanimiteit
|
eenstemmigheid, eensgezindheid
|
veinzen
|
doen alsof, huichelen
|
verworvenheid
|
verkregen recht, vaardigheid
|
voorhanden
|
beschikbaar, in voorraad
|
weerzin
|
afschuw, afkeer, hekel
|
zich voegen
|
zich schikken
|
Opdracht 10
1. Substantiële
2. Zich voegen
3. Prompt
4. Tredmolen
5. Laveren
6. Veinzen
7. Reguleren
8. Uitheemse
9. Opvijzelen
10. Unanimiteit
11. Steevast
12. Voorhanden
13. Naleving
14. Verworvenheid
15. Weerzin a
Opdracht 11
WOORD
|
BETEKENIS
|
amper
|
ternauwernood, nauwelijks, bijna niet
|
argeloost
|
niets kwaads vermoedend, naïef
|
beter
gesitueerden
|
maatschappelijk geslaagden, welvarenden
|
conform
|
overeenkomstig met
|
daadwerkelijk
|
feitelijk, echt
|
evident
|
zonneklaar, overduidelijk
|
gedwee
|
volgzaam, meegaand
|
inconsistentie
|
gebrek aan samenhang, innerlijke
tegenstrijdigheid
|
koesteren
|
beschermen, in stand houden
|
louter
|
enkel, alleen
|
nabauwen
|
slaafs napraten, letterlijk herhalen
|
ontwaren
|
bespeuren, zien
|
precair
|
zorgelijk, risicovol, onzeker
|
relaas
|
verslag, verhaal
|
sedert
|
sinds
|
Opdracht 12
1.
Conform
2.
Precair
3.
Amper
4.
Lauter
5.
Daadwerkelijk
6.
Sedert
7.
Argeloze
8.
Gedwee
9.
Inconsistentie
10.
Relaas
11.
Evident
12.
Beter gesitueerden
13.
Ontwaarde
14.
Nabauwen
15.
Koesteren
Opdracht 13
WOORD
|
BETEKENIS
|
contemporain
|
eigentijds, van de eigen tijd
|
doorgewinterd
|
alle kneepjes van het vak beheersend, zeer
ervaren
|
expansie
|
groei
|
grief
|
ergernis, bezwaar
|
gros (=
het-woord)
|
meerderheid
(oorspronkelijke betekenis: ‘twaalf dozijn,
144 stuks’)
|
icoon
|
beeldbepalende persoon, held (= figuurlijk)
|
indachtig
|
denkend aan iets
|
intrinsiek
|
wezenlijk
|
irrelevant
|
niet ter zake doend
|
kenschetsen
|
karakteriseren, typerend beschrijven
|
luttel
|
weinig
|
marktconform
|
overeenkomstig met de prijzen op de markt
|
miskenning
|
het niet op de juiste waarde schatten,
geringschatting
|
onverbloemd
|
niet mooier voorgesteld dan het is
|
rap
|
vlug, snel
|
Opdracht 14
1. Gekenschetst
2. Iconen
3. Marktconforme
4. Contemporaine
5. Intrinsiek
6. Grief
7. Onverbloemd
8. Irrelevant
9. Doorgewinterde
10. Miskenning
11. X
12. luttel
13. X
14. Rap
15. gros
opdracht 15
WOORD
|
BETEKENIS
|
jurisprudentie
|
eerdere uitspraken over een juridische kwestie
|
oratie
|
toespraak, redevoering
|
patstelling
|
situatie waarbij twee partijen geen
mogelijkheid meer zien tot een oplossing, impasse
|
potentieel (=
zelfstandig naamwoord)
|
beschikbaar vermogen
|
repressie
|
onderdrukking
|
slinken
|
minder worden
|
stelligheid
|
beslistheid
|
stringent
|
dwingend, bindend
|
tendens
|
neiging, ontwikkeling
|
terdege
|
grondig, intens
|
toereikend
|
voldoende
|
verkwanselen
|
wegdoen zonder op de waarde acht te slaan
|
verworden
|
ontaarden, bederven
|
weldra
|
binnenkort
|
zich
committeren (+ aan)
|
zich verplichten tot, zich binden aan
|
Opdracht 16
Opdracht 18
Uitdrukking
|
Betekenis
|
boven alle twijfel verheven
|
volstrekt zeker
|
de barricades opgaan
|
in verzet komen
|
door de beugel kunnen
|
toelaatbaar zijn, ethisch aanvaarbaar zijn
|
een broertje dood hebben aan
|
een hekel hebben aan
|
gepaard gaan met
|
samengaan met
|
het is schering en inslag
|
het gebeurt vaak
|
in diskrediet raken
|
het vertrouwen kwijtraken
|
Inbreuk maken op
|
schenden
|
met een korreltje zout nemen
|
niet helemaal serieus nemen
|
op gespannen voet staan met
|
niet in overeenstemming zijn met
|
op hun merites beoordelen
|
op de juiste waarde bekijken
|
ter harte gaan
|
belangrijk vinden, zorg besteden aan
|
voor het voetlicht brengen
|
aandacht vestigen op
|
voor lief nemen
|
genoegen nemen met, (iets vervelends)
accepteren
|
zijn hele hebben en houden
|
al zijn bezittingen
|
Opdracht 20
UITDRUKKING
|
BETEKENIS
|
aanspraak maken op
|
het bezit opeisen
|
de lier aan de wilgen hangen
|
ergens mee stoppen
(oorspronkelijke betekenis: ‘stoppen met dichten’)
|
er bekaaid afkomen
|
minder krijgen dan waarop men recht heeft
|
gespeend zijn van
|
in het geheel niet bezitten
|
het kind met het badwater weggooien
|
tegelijk met iets slechts ook iets goeds
verwijderen, te ver gaan met maatregelen
|
het over een andere boeg gooien
|
het op een andere manier aanpakken
|
in de hand werken
|
bevorderen
|
in het geding komen/zijn
|
voorwerp van discussie worden/zijn
|
in zwang
|
in gebruik, in de mode
|
lak hebben aan
|
helemaal niet geven om
|
ontvankelijk zijn
|
vatbaar zijn
|
op de been brengen
|
in actie brengen, mobiliseren
|
op het schild heffen
|
de leiding geven
|
op zijn schreden terugkeren
|
op zijn beslissing terugkomen
|
zich distantiëren van
|
afstand nemen van, niets te maken willen
hebben met
|
Paragraaf 3 formuleren: Het gebruik van uitdrukkingen
Opdracht 12
Bij tijd en wijlen
|
Zo nu en dan
|
Gepokt en gemazeld
|
Zeer ervaren
|
Have en goed
|
Bezittingen
|
Met angst en beven
|
Erg bang
|
Met hangen en wurgen
|
Met veel moeite
|
Met eer en geweten
|
oprecht
|
Schering en inslag
|
Vaak voorkomend
|
Van haver tot gort
|
Door en door
|
Van toeter noch blazen
|
Volkomen onkundig zijn; van niets weten
|
Voor galg en rad
|
misdadig
|
Opdracht 14
Bij hoog en bij laag volhouden
|
zo nu en dan
|
Buigen of barsten
|
Het moet gebeuren
|
Hemel en aarde bewegen
|
Alle mogelijke krachten en hulpmiddelen te
werk stellen
|
Het moet uit de lengte of uit de breedte komen
|
Het moet hoe dan ook uitgespaard worden
|
Lief en leed delen
|
Alles met elkaar beleefd hebben
|
Na veel plussen en minnen
|
alles afwegen
|
Stank voor dank krijgen
|
niet of onvoldoende gewaardeerd worden voor wat je
gedaan hebt
|
Van heinde en verre
|
van overal; van ver weg
|
Van de wieg tot het graf
|
altijd
|
Zwart op wit
|
Het op papier hebben staan
|
Opdracht 15
Als puntje bij paaltje komt
|
Als het erop aankomt
|
Dubbel en dwars
|
Ruimschoots; meer dan
|
In kannen en kruiken
|
In orde; voor elkaar; geheel afgerond
|
Kind noch kraai
|
Geen enkel familielid
|
Met man en macht
|
Zo krachtig mogelijk
|
Op stel en sprong
|
onmiddellijk
|
Paal en perk stellen
|
Beteugelen, binnen de grenzen houden
|
Te kust en te keur
|
Voor het kiezen; Zoveel men maar wil
|
Voor dag en dauw
|
Heel vroeg
|
Willens en wetens
|
Opzettelijk en bewust
|
Opdracht 17
Alles op haren en snaren zetten
|
Alles op alles zetten
|
De tering naar de nering zetten
|
De uitgaven
in overeenstemming houden met de inkomsten
|
Handel en wandel
|
Gedrag
|
Met raad en daad bijstaan
|
Niet alleen
met woorden helpen, maar ook met daden
|
Zich met hand en tand verzetten
|
Zich hevig verzetten
|
Slikken of stikken
|
Situatie accepteren of niet
|
Steen en been klagen
|
Ontzettend klagen
|
Tegen heug en meug
|
Met heel veel tegenzin
|
Van hand in de tand leven
|
Onbezorgd leven zonder te sparen
|
Wijd en zijd bekend
|
Overal bekend
|
Opdracht 19
Op de kat de bel aanbinden
|
Een lastige kwestie aankaarten
|
De kip met het gouden eieren slachten
|
Iets afstoten wat zeer winstgevend is
|
De kooi en de geit sparen
|
Oplossingen zoeken die beide partijen geen
pijn doen
|
Geen slapende honden wakker maken
|
Geen aandacht vestigen op iets waarvan men
nadeel kan ondervinden
|
Het paard achter de wagen spannen
|
Een volstrekt verkeerde keuze maken
|
Het paar van Troje binnenhalen
|
Een vijand in huis halen
|
Het zwarte schaap (van de familie zijn)
|
Niet zo’n nette burger zijn (als broers en
zussen)
|
Man en paard noemen
|
Duidelijk zeggen wat er fout gaat en wie er
verantwoordelijk voor zijn
|
Op alle slakken zout leggen
|
Moeilijk doen over allerlei kleinigheden
|
Zijn schaapjes op het droge hebben
|
Voor zijn hele leven genoeg geld verdiend
hebben
|
Opdracht 21
De broekriem aanhalen
|
Het zuiniger aandoen
|
De handdoek in de ring werpen
|
Het opgeven
|
De vuile was buiten hangen
|
De interne problemen vaan de buitenwacht mededelen
|
Het klappen van de zweep kennen
|
Veel ervaring hebben met zeker werk
|
(iets) aan de grote klok hangen
|
Iets aan iedereen bekendmaken; iets overal
rondbazuinen
|
(iets) in de doofpot stoppen
|
Zorgen dat men er niets meer van weet
|
Nul op het rekest
|
Zijn verzoek afgewezen zien worden
|
Over één kam scheren
|
Gelijk behandelen; geen onderscheid maken
|
Twee vliegen in één klap slaan
|
Tegelijkertijd twee voordelen behalen
|
Water bij de wijn doen
|
Zijn eisen verminderen; een beetje toegeven
|
Opdracht 23
De vinger aan de pols houden
|
De ontwikkelingen goed in de gaten houden
|
Een rib uit mijn lijf
|
Een grote uitgave
|
Een slag om de arm houden
|
Een voorbehoud maken; iets toezeggen onder
voorwaarden
|
Het hoofd in de schoot leggen
|
De moed verliezen; het opgeven
|
Iemand het vuur na aan de schennen leggen
|
Het iemand moeilijk maken; iemand scherp
ondervragen
|
Op grote voet leven
|
Met geld smijten
|
Tegen de borst stuiten
|
Een afkeer van iets hebben; iets volstrekt verkeerd
vinden
|
Van de hand wijzen
|
Verwerpenl;afstemmen
|
Zijn snor drukken
|
Ertussenuit knijpen; zich ergens aan
onttrekken
|
Iemand de hand boven het hoofd houden
|
Iemand beschermen; iemand verdedigen
|
Nederlands
woordenschat
WOORD
|
BETEKENIS
|
affiniteit
|
gevoel van aantrekking/verwantschap
|
bedenkelijk
|
twijfelachtig, ongerustheid wekkend
|
concessies doen
|
een beetje toegeven, iets van zijn eis laten
vallen
|
diametraal
|
lijnrecht, volgens de diameter
|
etablissement
|
horecaonderneming
|
figuratief
|
bestaand uit herkenbare beelden
|
gedegen
|
degelijk, van goed gehalte
|
immaterieel
|
geestelijk, niet-stoffelijk
|
jegens
|
ten aanzien van, tegenover
|
karig
|
schraal, niet overvloedig
|
niet-aflatend
|
onophoudelijk, zonder te verslappen
|
ongenuanceerd
|
zwart-wit, bot, zonder nuancering
|
proporties
|
afmetingen, verhoudingen
|
signatuur
|
karakter, aard
|
verhullen
|
verbergen, versluieren
|
Opdracht 2
1. Etablissementen
2. Immateriële
3. Consessies doen
4. Proporties
5. Degelijk
6. Bedenkelijk
7. Diametraal
8. Signatuur
9. Karig
10. Jegens
11. Affiniteit , figuratief
12. Niet aflatend
13. Verhullen
14. Ongenuanceerd
Opdracht 3
WOORD
|
BETEKENIS
|
afzien (+ van)
|
geen gebruik maken van
|
begenadigd
|
getalenteerd, begaafd
|
clientèle
|
klantenkring
|
deportatie
|
verbanning, uitzetting
|
erudiet
|
in bezit van veel kennis en kritische zin
|
gepeupel
|
gewone volk, plebs
|
hang
|
neiging, verlangen
|
innovatie
|
vernieuwing
|
numeriek
|
in getallen uitgedrukt
|
omzichtig
|
behoedzaam
|
onderschrijven
|
erkennen, goedvinden
|
probaat
|
beproefd, deugdelijk, goed
|
ultieme
|
allerlaatste, uiterste
|
verlokken
|
verleiden, overhalen
|
welhaast
|
binnenkort, spoedig, bijna
|
Opdracht 4
1. Probaat
2. Welhaast
3. Verlokken
4. Erudiet - begenadigd
5. Numeriek
6.
Ultieme
7. Hang
8. Onderschrijven
9. Omzichtig
10. Innovaties
11. Afzien van
12. Deportatie
13. Gepeupel
14. Clientèle
Opdracht 5
WOORD
|
BETEKENIS
|
erfgoed
|
overlevering, nalatenschap (van een vorige
generatie)
|
devies
|
leus, zinspreuk
|
heimelijk
|
stiekem, verborgen
|
inzake
|
betreffende, aangaande
|
markant
|
opvallend
|
poldermodel
|
overlegmodel gericht op consensus en harmonie
|
rebellie
|
opstandigheid
|
ridiculiseren
|
bespotten, belachelijk maken
|
sober
|
eenvoudig, armoedig, schraal
|
superioriteit
|
hoogste kwaliteit, voortreffelijkheid,
overmacht
|
tornen (+ aan)
|
ter discussie stellen, afbreuk doen aan
|
uniform (= bijvoeglijk naamwoord)
|
gelijkvormig
|
vrijzinnig
|
liberaal, niet-dogmatisch
|
wrevel
|
irritatie, ergernis, misnoegen
|
zuil
|
levensbeschouwelijke stroom/groepering
|
Opdracht 6
1. Poldermodel
2. Geridiculiseerd
3. Vrijzinnige
4. Erfgoed
5. Rebellie
6. Zuilen
7. Devies
8. Sober
9. Uniform
10. Markant
11. Tornen
12. Heimelijke – inzake
13. Wrevel
14. Superioriteit
Opdracht 7
WOORD
|
BETEKENIS
|
alvorens
|
voordat
|
belemmering
|
hindernis, obstakel
|
consensus
|
overeenstemming, gelijkheid van opvatting
|
dermate
|
in zo hoge graad
|
discrepantie
|
verschil, tegenstrijdigheid
|
erbarmelijk
|
jammerlijk, armzalig
|
faciliteren
|
gelegenheid bieden, beschikbaar stellen
|
hekelen
|
scherp bekritiseren
|
incapabel
|
onbekwaam, ongeschikt
|
kennelijk
|
blijkbaar, klaarblijkelijk
|
loyaliteit
|
trouw
|
naarmate
|
naargelang
|
permanent
|
blijvend, aanhoudend
|
sanctie
|
dwangmiddel, straf
|
tirannie
|
dwingelandij, wrede heerschappij
|
Opdracht 8
1. Erbarmelijke
2. Hekelde
3. Alvorens
4. Naarmate
5. Dermate
6. Tirannie
7. Belemmering
8. Incapabel
9. Loyaliteit
10. Discrepantie
11. Kennelijk
12. Consensus
13. Permanent
14. Faciliteren
15. Sancties
Opdracht 9
WOORD
|
BETEKENIS
|
laveren
|
schipperen, heen en weer gaan
|
naleven
|
nakomen (van afspraken)
|
opvijzelen
|
verhogen, hoger maken
|
prompt
|
vlot, snel
|
reguleren
|
volgens regels organiseren, ordelijk laten
verlopen
|
steevast
|
volgens vaste gewoonte, altijd
|
substantieel
|
aanzienlijk, duidelijk
|
tredmolen
(zoals in de
uitdrukking ‘in de tredmolen lopen’)
|
vaste, geestdodende (werk)situatie
(betekenis uitdrukking: ‘geestdodend werk
doen’)
|
uitheems
|
buitenlands, vreemd
|
unanimiteit
|
eenstemmigheid, eensgezindheid
|
veinzen
|
doen alsof, huichelen
|
verworvenheid
|
verkregen recht, vaardigheid
|
voorhanden
|
beschikbaar, in voorraad
|
weerzin
|
afschuw, afkeer, hekel
|
zich voegen
|
zich schikken
|
Opdracht 10
1. Substantiële
2. Zich voegen
3. Prompt
4. Tredmolen
5. Laveren
6. Veinzen
7. Reguleren
8. Uitheemse
9. Opvijzelen
10. Unanimiteit
11. Steevast
12. Voorhanden
13. Naleving
14. Verworvenheid
15. Weerzin a
Opdracht 11
WOORD
|
BETEKENIS
|
amper
|
ternauwernood, nauwelijks, bijna niet
|
argeloost
|
niets kwaads vermoedend, naïef
|
beter
gesitueerden
|
maatschappelijk geslaagden, welvarenden
|
conform
|
overeenkomstig met
|
daadwerkelijk
|
feitelijk, echt
|
evident
|
zonneklaar, overduidelijk
|
gedwee
|
volgzaam, meegaand
|
inconsistentie
|
gebrek aan samenhang, innerlijke
tegenstrijdigheid
|
koesteren
|
beschermen, in stand houden
|
louter
|
enkel, alleen
|
nabauwen
|
slaafs napraten, letterlijk herhalen
|
ontwaren
|
bespeuren, zien
|
precair
|
zorgelijk, risicovol, onzeker
|
relaas
|
verslag, verhaal
|
sedert
|
sinds
|
Opdracht 12
1.
Conform
2.
Precair
3.
Amper
4.
Lauter
5.
Daadwerkelijk
6.
Sedert
7.
Argeloze
8.
Gedwee
9.
Inconsistentie
10.
Relaas
11.
Evident
12.
Beter gesitueerden
13.
Ontwaarde
14.
Nabauwen
15.
Koesteren
Opdracht 13
WOORD
|
BETEKENIS
|
contemporain
|
eigentijds, van de eigen tijd
|
doorgewinterd
|
alle kneepjes van het vak beheersend, zeer
ervaren
|
expansie
|
groei
|
grief
|
ergernis, bezwaar
|
gros (=
het-woord)
|
meerderheid
(oorspronkelijke betekenis: ‘twaalf dozijn,
144 stuks’)
|
icoon
|
beeldbepalende persoon, held (= figuurlijk)
|
indachtig
|
denkend aan iets
|
intrinsiek
|
wezenlijk
|
irrelevant
|
niet ter zake doend
|
kenschetsen
|
karakteriseren, typerend beschrijven
|
luttel
|
weinig
|
marktconform
|
overeenkomstig met de prijzen op de markt
|
miskenning
|
het niet op de juiste waarde schatten,
geringschatting
|
onverbloemd
|
niet mooier voorgesteld dan het is
|
rap
|
vlug, snel
|
opdracht 15
WOORD
|
BETEKENIS
|
jurisprudentie
|
eerdere uitspraken over een juridische kwestie
|
oratie
|
toespraak, redevoering
|
patstelling
|
situatie waarbij twee partijen geen
mogelijkheid meer zien tot een oplossing, impasse
|
potentieel (=
zelfstandig naamwoord)
|
beschikbaar vermogen
|
repressie
|
onderdrukking
|
slinken
|
minder worden
|
stelligheid
|
beslistheid
|
stringent
|
dwingend, bindend
|
tendens
|
neiging, ontwikkeling
|
terdege
|
grondig, intens
|
toereikend
|
voldoende
|
verkwanselen
|
wegdoen zonder op de waarde acht te slaan
|
verworden
|
ontaarden, bederven
|
weldra
|
binnenkort
|
zich
committeren (+ aan)
|
zich verplichten tot, zich binden aan
|
Opdracht 16
Opdracht 18
Uitdrukking
|
Betekenis
|
boven alle twijfel verheven
|
volstrekt zeker
|
de barricades opgaan
|
in verzet komen
|
door de beugel kunnen
|
toelaatbaar zijn, ethisch aanvaarbaar zijn
|
een broertje dood hebben aan
|
een hekel hebben aan
|
gepaard gaan met
|
samengaan met
|
het is schering en inslag
|
het gebeurt vaak
|
in diskrediet raken
|
het vertrouwen kwijtraken
|
Inbreuk maken op
|
schenden
|
met een korreltje zout nemen
|
niet helemaal serieus nemen
|
op gespannen voet staan met
|
niet in overeenstemming zijn met
|
op hun merites beoordelen
|
op de juiste waarde bekijken
|
ter harte gaan
|
belangrijk vinden, zorg besteden aan
|
voor het voetlicht brengen
|
aandacht vestigen op
|
voor lief nemen
|
genoegen nemen met, (iets vervelends)
accepteren
|
zijn hele hebben en houden
|
al zijn bezittingen
|
Opdracht 20
UITDRUKKING
|
BETEKENIS
|
aanspraak maken op
|
het bezit opeisen
|
de lier aan de wilgen hangen
|
ergens mee stoppen
(oorspronkelijke betekenis: ‘stoppen met dichten’)
|
er bekaaid afkomen
|
minder krijgen dan waarop men recht heeft
|
gespeend zijn van
|
in het geheel niet bezitten
|
het kind met het badwater weggooien
|
tegelijk met iets slechts ook iets goeds
verwijderen, te ver gaan met maatregelen
|
het over een andere boeg gooien
|
het op een andere manier aanpakken
|
in de hand werken
|
bevorderen
|
in het geding komen/zijn
|
voorwerp van discussie worden/zijn
|
in zwang
|
in gebruik, in de mode
|
lak hebben aan
|
helemaal niet geven om
|
ontvankelijk zijn
|
vatbaar zijn
|
op de been brengen
|
in actie brengen, mobiliseren
|
op het schild heffen
|
de leiding geven
|
op zijn schreden terugkeren
|
op zijn beslissing terugkomen
|
zich distantiëren van
|
afstand nemen van, niets te maken willen
hebben met
|
Paragraaf 3 formuleren: Het gebruik van uitdrukkingen
Opdracht 12
Bij tijd en wijlen
|
Zo nu en dan
|
Gepikt en gezadeld
|
Zeer ervaren
|
Have en goed
|
Bezittingen
|
Met angst en beven
|
Erg bang
|
Met hangen en wurgen
|
Met veel moeite
|
Met eer en geweten
|
oprecht
|
Schering en inslag
|
Vaak voorkomend
|
Van haver tot gort
|
Door en door
|
Van toeter noch blazen
|
Volkomen onkundig zijn; van niets weten
|
Voor galg en rad
|
misdadig
|
Opdracht 14
Bij hoog en bij laag volhouden
|
zo nu en dan
|
Buigen of barsten
|
Het moet gebeuren
|
Hemel en aarde bewegen
|
Alle mogelijke krachten en hulpmiddelen te
werk stellen
|
Het moet uit de lengte of uit de breedte komen
|
Het moet hoe dan ook uitgespaard worden
|
Lief en leed delen
|
Alles met elkaar beleefd hebben
|
Na veel plussen en minnen
|
alles afwegen
|
Stank voor dank krijgen
|
niet of onvoldoende gewaardeerd worden voor wat je
gedaan hebt
|
Van heinde en verre
|
van overal; van ver weg
|
Van de wieg tot het graf
|
altijd
|
Zwart op wit
|
Het op papier hebben staan
|
Opdracht 15
Als puntje bij paaltje komt
|
Als het erop aankomt
|
Dubbel en dwars
|
Ruimschoots; meer dan
|
In kannen en kruiken
|
In orde; voor elkaar; geheel afgerond
|
Kind noch kraai
|
Geen enkel familielid
|
Met man en macht
|
Zo krachtig mogelijk
|
Op stel en sprong
|
onmiddellijk
|
Paal en perk stellen
|
Beteugelen, binnen de grenzen houden
|
Te kust en te keur
|
Voor het kiezen; Zoveel men maar wil
|
Voor dag en dauw
|
Heel vroeg
|
Willens en wetens
|
Opzettelijk en bewust
|
Opdracht 17
Alles op haren en snaren zetten
|
Alles op alles zetten
|
De tering naar de nering zetten
|
De uitgaven
in overeenstemming houden met de inkomsten
|
Handel en wandel
|
Gedrag
|
Met raad en daad bijstaan
|
Niet alleen
met woorden helpen, maar ook met daden
|
Zich met hand en tand verzetten
|
Zich hevig verzetten
|
Slikken of stikken
|
Situatie accepteren of niet
|
Steen en been klagen
|
Ontzettend klagen
|
Tegen heug en meug
|
Met heel veel tegenzin
|
Van hand in de tand leven
|
Onbezorgd leven zonder te sparen
|
Wijd en zijd bekend
|
Overal bekend
|
Opdracht 19
Op de kat de bel aanbinden
|
Een lastige kwestie aankaarten
|
De kip met het gouden eieren slachten
|
Iets afstoten wat zeer winstgevend is
|
De kooi en de geit sparen
|
Oplossingen zoeken die beide partijen geen
pijn doen
|
Geen slapende honden wakker maken
|
Geen aandacht vestigen op iets waarvan men
nadeel kan ondervinden
|
Het paard achter de wagen spannen
|
Een volstrekt verkeerde keuze maken
|
Het paar van Troje binnenhalen
|
Een vijand in huis halen
|
Het zwarte schaap (van de familie zijn)
|
Niet zo’n nette burger zijn (als broers en
zussen)
|
Man en paard noemen
|
Duidelijk zeggen wat er fout gaat en wie er
verantwoordelijk voor zijn
|
Op alle slakken zout leggen
|
Moeilijk doen over allerlei kleinigheden
|
Zijn schaapjes op het droge hebben
|
Voor zijn hele leven genoeg geld verdiend
hebben
|
Opdracht 21
De broekriem aanhalen
|
Het zuiniger aandoen
|
De handdoek in de ring werpen
|
Het opgeven
|
De vuile was buiten hangen
|
De interne problemen vaan de buitenwacht mededelen
|
Het klappen van de zweep kennen
|
Veel ervaring hebben met zeker werk
|
(iets) aan de grote klok hangen
|
Iets aan iedereen bekendmaken; iets overal
rondbazuinen
|
(iets) in de doofpot stoppen
|
Zorgen dat men er niets meer van weet
|
Nul op het rekest
|
Zijn verzoek afgewezen zien worden
|
Over één kam scheren
|
Gelijk behandelen; geen onderscheid maken
|
Twee vliegen in één klap slaan
|
Tegelijkertijd twee voordelen behalen
|
Water bij de wijn doen
|
Zijn eisen verminderen; een beetje toegeven
|
Opdracht 23
De vinger aan de pols houden
|
De ontwikkelingen goed in de gaten houden
|
Een rib uit mijn lijf
|
Een grote uitgave
|
Een slag om de arm houden
|
Een voorbehoud maken; iets toezeggen onder
voorwaarden
|
Het hoofd in de schoot leggen
|
De moed verliezen; het opgeven
|
Iemand het vuur na aan de schennen leggen
|
Het iemand moeilijk maken; iemand scherp
ondervragen
|
Op grote voet leven
|
Met geld smijten
|
Tegen de borst stuiten
|
Een afkeer van iets hebben; iets volstrekt verkeerd
vinden
|
Van de hand wijzen
|
Verwerpenl;afstemmen
|
Zijn snor drukken
|
Ertussenuit knijpen; zich ergens aan
onttrekken
|
Iemand de hand boven het hoofd houden
|
Iemand beschermen; iemand verdedigen
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten