Geschiedenis samenvatting H10 - Van
hunebed tot heden, geschiedenis van Nederland
Par 2
Sinds 925
hoorde ons grondgebied tot het Duitse rijk. Hoogste formele gezag: Duitse
koning/keizer. Gekozen door: Duitse vorsten, genaamd keurvorsten. Echter was
het gezag eigenlijk in handen van hertogen, graven en bisschoppen.
In 14e en
15e eeuw tekende NL zich als politieke eenheid af door:
·
de
stedengroei sinds de 12e eeuw
·
het
streven van de hertogen van Bourgondië de Lage Landen in hun bezit te krijgen
De Lage
Landen werden in de 12e eeuw belangrijk door:
·
de
monding van de rivieren en het begin van de zeeroute naar het Oostzeegebied en
Engeland waren gunstig voor een drukker handelsverkeer (handelsverkeer zocht
bescherming, havens, opslagruimte en schepen)
Er
ontstond een groot landschap getekend door (water-)wegen en steden.Ook sloten
een aantal steden een handelsverbond: de Hanze
Wie de
Lage Landen in bezit had, bezat het meest verstedelijkste deel van Europa ->
kruispunt van de handelsroutes en belastingopbrengsten.
Filips de
Goede van Bourgondië (1396-1467) kreeg door erfenissen 75% van de Lage Landen
in bezit. Maar de gewesten waren zelfstandig ten opzichte van hun heer. Adel,geestelijkheid
en stedelijke burgerij bezaten rechten, heer moest zich daaraan houden. Steden
met stadsrechten waren nog zelfstandiger.
Filips de
Goede voerde een centralisatiepolitiek in, door eenheid van de gewesten wilde
hij zelf meer macht krijgen
·
zijn
hof verplaatste hij van Dijon naar Brussel
·
alle
hertogdommen kregen stadhouders als vertegewoordigers (behalve Brabant: Fillips
woonde daar)
·
Staten-Generaal
werd ingesteld. Eerste vergadering: 1464 in Brugge
Karel V
regeerde van 1515 tot 1555. Hij breidde zijn gebied in de Nederlanden uit.
Karel van Gerle: zijn belangrijkste tegenstander. Karel kreeg uiteindelijk
macht in bisdom Utrecht, Friesland, de Ommelanden en hertogdom Gelre ->
Karel V was dus nu heer van alle Nederlanden (= NL, België & Luxemburg)
behalve prinsdom Luik.
1568:
opstand tegen Filips II (zoon Karel V)
Factoren:
·
het
streven van Karel V en Fillips II naar centralisatie (de macht van de landvoogd
en drie centrale Raden botste met de
zelfstandiger wordende burgerij in de steden-> wilden vrijheidsrechten,
politieke rechten)
·
splitsing
van christelijke Kerk door Hervorming/Reformatie (Karel en Filips wilde één
godsdienst in hun rijk (katholiek) -> plakkaten. Nederlanders waren voor
godsdienstvrijheid. Plakkaten werden beschouwd als inbreuk op hun rechten)
Aanleiding:
1566:
Beeldenstorm (protestanten in verzet tegen katholieken)
Landvoogdes
Margaretha van Parma wist de orde te herstellen door concessie te doen aan de
calvinisten. Toch werd Alva door Filips II naar de Nederlanden gestuurd met een
leger als reactie op de Beeldenstorm. Margaretha nam ontslag -> Alva werd
landvoogd.
Raad van Beroerten werd ingesteld om mensen die
deelgenomen hadden aan de Beeldenstorm te straffen -> velen vluchten naar
het buitenland, oa Willem van Oranje.
1568:
Willem v. O viel met zijn leger noord- en zuidNL binnen vanuit Duitsland. Doel:
bevolking in opstand laten komen tegen Alva -> mislukte. De Geuzen (aanhanger Willem v.O) gaven niet
op.
Calvinisten
werden de baas in veel Hollandse en Zeeuwse steden na verovering van Den Briel
door de Geuzen (1 april 1572). Zij stelden zich onder Willem v.O. Spanjaarden
lukte het niet Holland en Zeeland te veroveren. Andere gewesten kregen steeds
meer last van Spanjaarden: als deze niet op tijd betaald kregen gingen ze
plunderen.
Deze
gewesten sloten drm vrede met Holland en Zeeland: Pacificatie van Gent (nov 1576). Doel: Spanjaarden verdrijven. De
Pacificatie mislukte:
·
godsdienstige
verdeeldheid
Willem
wilde de katholieken en protestanten in vrede onder elkaar laten leven ->
mislukte. Machtsverdeling: hoge katholieke adel in het zuiden en calvinistische
burgers in het noorden.
1579: drie
zuidelijke gewesten sluiten een bondgenootschap Unie van Atrecht.
·
onderwierpen
zich aan Fillips II
·
erkenden
nieuwe Spaanse landvoogd Parma
Reactie:
Noordelijke
gewesten en zuidelijke steden: Unie van
Utrecht
·
verdediging
tegen de troepen van Parma
De overige
zuidelijke gewesten werden onderworpen door Parma.
Willem v.O
erkende de broer van de Franse koning als wettig vorst in ruil voor millitaire
steun. Enkele gewesten in 1581 gingen hier in mee.
Parma
haalde Filips II over Willem vO in de ban te doen wegens hoogverraad.
juli 1585:
Unie van Utrecht brak officieel met Filips II door het Plakkaat van Verlating -> Staten Generaal hadden het recht een
andere vorst te kiezen.
Zo waren
de Nederlanden definitief verdeeld.
Landvoogd
Parma grote successen: Verovering Antwerpen (1585).
Unie van
Utrecht wist het grondgebied te behouden en later uit te breiden (met behulp
van stadhouder Maurits en Frederik Hendrik)
Factoren:
·
Filips
II voerde andere oorlogen (tegen Engeland en Frankrijk) waaraan hij vaak
prioriteit verleende
·
Vele
water en drassige grond hinderden de acties van de Spanjaarden
·
Vijanden
van Spanje in Frankrijk, Engeland en Duitsland boden de Nederlanden af en toe
hulp
Na het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) duurde
de oorlog tot 1648 -> Vrede van
Munster. Spanje erkende officieel de Republiek
der Zeven Verenigde Nederlanden.
Redenen
van beide kanten om vrede te sluiten:
· Spanje voerde in de Nederlanden strijd op twee fronten (noorden: opstandige gewesten,
zuiden: binnendringende Fransen)
·
Vooral
Holland wilde vrede omdat zij de oorlogskosten moesten betalen.
·
Vrede
was gunstig voor de Hollandse handel
Gevolgen
van de opstand
·
De
Nederlanden raakten verdeeld: Republiek der Verenigde Nederlanden en de
zuidelijke gewesten behoorden tot het Spaanse rijk
·
De
opstand was ontstaan als verzet tegen de grote macht van een vorst. De nieuwe
staat werd drm een republiek
·
provincies
kregen zelfstandigheid. De rijke burgers hadden de meeste macht
· calvinisme werd officiële godsdienst. Katholieken werden niet vervolgd: onopvallend en tegen extra belastingbetaling beoefenen. Hoge ambten waren alleen voor
calvinisten.
Aantal percentage mensen in de stad in de Republiek lag hoog: 40%. In provincie Holland: 60%. Boeren waren zeer zelfstandig, vooral aan zee, tegenover rest van Europa. In de kustgewesten leefde onafhankelijke boerenstand: gezamenlijk bedijken en inpolderen. De kustgewesten hadden vruchtbare grond->
· Boeren in Friesland en Holland specialiseerden zich in veeteelt. Productie daarvan ging ook naar het buitenland
· Zeeklei in Groningen en Zeeland geschikt voor verbouw van graan voor stedelijke bevolking
Het districtenstelsel werd in 1917 gewijzigd in een stelsel van evenredige vertegenwoordiging: 15% van de stemmen -> 15% van de zetels in de Kamer. De samenstelling van de volksvertegenwoordiging veranderde daardoor:
Leiders hadden goede greep op hun zuil door:
Par
3
Gouden Eeuw wordt zo genoemd omdat scheepvaart, handel en nijverheid,
kunst en wetenschap in korte tijd tot bloei kwam. De Hollanders vestigden
handelsposten all over the world.
Toen
Antwerpen tot de Spanjaarden behoorden, sloten de Hollanders en de Zeeuwen de
Schelde af. Rijke Antwerpse kooplieden trokken naar Amsterdam -> A’dam neemt
rol Antwerpen over.
Twee
handelsondernemingen voor handel met de wereld:
·
VOC (1602)
- monopolie op handel met Azië
- Verdreef Portugese en Engelse kooplieden
uit delen van Azië
- Handel op Oost-Indië het belangrijkst
- Handelsverdragen met inheemse bevolking
over verbouwing van specerijen
·
WIC (1621)-> monopolie op handel met Amerika
- Koloniën in Amerika (Nieuw-Nederland in
Noord-Amerika (1624-1664) met Nieuw-Amsterdam, later New York, Pernambuco in het
huidige Brazilië (1630-1654) en Suriname (1667) en delen van het naburige
Guyana (na 1814 Brits)
- Noord-Amerika: bont
- Midden- en Zuid-Amerika:
plantageproducten als koffie, suiker, cacao en tabak
- Slavenhandel van West-Afrika naar
Amerika.
Dingen die
in de Gouden Eeuw tot bloei kwamen:
·
Nijverheid
·
Schilderkunst
·
Schrijfkunst
·
Wetenschap
Door
scheepvaart + handel kwam ook de nijverheid tot ontwikkeling:
·
Voor
de scheepvaart waren scheepswerven en zeilmakerijen nodig
·
Veel
handelsproducten werden eerst bewerkt en dan doorverkocht -> ontstaan van
soorten nijverheid (bijv. weverijen en suikerraffinaderijen).
Grote
schilders uit 17e eeuw: Frans Hals, Jan Steen, Johannes Vermeer en
Rembrandt.
Verklaring
bloei schilderkunst:
·
Vóór
17e eeuw was kunst voor vorsten en kerken, nu was er geen vorst meer
en de protestantse kerk was eenvoudig ingericht -> rijke burgers bestelden
kunst ter decoratie
·
Schilders
beschouwden zichzelf niet als kunstenaars maar als vakmensen die geld
probeerden te verdienen
Grote schrijvers
uit 17e eeuw: Hooft, Bredero, Constatijn Huygens, Vondel en Jacob
Cats (opvoedende functie in zijn verhalen)
Wetenschap:
·
1583-1645,
Hugo de Groot met zijn boeken over internationaal recht
·
1629-1695,
Christiaan Huygens, slingeruurwerk, verbetering lenzen telescoop waarmee hij
ringen om planeet Saturnus ontdekte. Lodewijk XIV nam hem in dienst.
·
1668-1738
Boerhaave, medische demonstraties op Universiteit Leiden
Aantal percentage mensen in de stad in de Republiek lag hoog: 40%. In provincie Holland: 60%. Boeren waren zeer zelfstandig, vooral aan zee, tegenover rest van Europa. In de kustgewesten leefde onafhankelijke boerenstand: gezamenlijk bedijken en inpolderen. De kustgewesten hadden vruchtbare grond->
· Boeren in Friesland en Holland specialiseerden zich in veeteelt. Productie daarvan ging ook naar het buitenland
· Zeeklei in Groningen en Zeeland geschikt voor verbouw van graan voor stedelijke bevolking
De landgewesten
(oosten en zuiden) waren veel minder vruchtbaar (zandgrond). Boeren hadden
kleine landjes of pachtten van landeigenaren. Productie was voor eigen gebruik.
Vee werd gehouden voor mest die nodig was voor de onvruchtbare grond.
Regenten
· Bijna alle macht in de Republiek: Bestuurders platteland, steden, gewesten en de staat
· Calvinistisch
· Hoorden tot twee bevolkingsgroepen: edelen en rijke burgers.
· Bijna alle macht in de Republiek: Bestuurders platteland, steden, gewesten en de staat
· Calvinistisch
· Hoorden tot twee bevolkingsgroepen: edelen en rijke burgers.
Edelen
woonden op landgoederen, regenten in steden.
Par 4
Tweede
helft 18e eeuw: Britse en Franse invloeden uit Verlichting.
Patriotten: Aanhangers van de Verlichters. Zij wilden:
·
politiek
gebied: burgers meer invloed in bestuur
·
door
economische vooruitgang weer aanzien net als in de Gouden Eeuw
Hun ideeën
verspreidden ze door kranten en pamfletten. In sommige steden namen ze de macht
over -> Willem V vraagt koning van Pruisen om hulp -> 1787 Pruisisch
leger valt Republiek in -> veel patriotten vluchtten naar F'rijk
1789:
uitbreken Franse Revolutie. Patriotten kozen kant van revolutionairen. In 1795
veroverde een revolutionair Frans leger de Republiek ->
·
Willem
V vlucht naar Engeland.
·
Patriotten
keerden terug naar Republiek -> kregen overal de macht: Bataafse Republiek
1796:
Nationale Vergadering (parlement) werd gekozen.
Kiesrecht:
·
alle
mannen boven 20 jaar
·
én
die zich vóór volkssoevereiniteit verklaarden
·
én
zich in hun eigen levensonderhoud konden voorzien
1798:
eerste grondwet na een staatsgreep door unitarissen
(voorstanders van eenheidsstaat). Grondwet kwam door invloeden uit buitenland
tot stand:
·
1787:
VS had grondrechten ingevoerd (na onafhankelijkheidsoorlog tegen Engeland)
·
Na
Franse Revolutie was in F'rijk in 1791 een grondwet aangenomen, waarin de Verklaring van de rechten van de mens en
burger voorop stond
politiek recht
·
kiesrecht
voor alle mannen boven de 20, die zich voor de eenheidsstaat verklaren, kunnen
lezen en schrijven, en zich in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien
vrijheidsrechten
·
gelijke
rechten -> doei voorrechten adel
·
vrijheid godsdienst, scheiding tussen kerk en staat
·
vrijheid
van drukpers
·
vrijheid
van vergadering
·
niemand
mag zonder proces gevangen worden genomen
·
pijnbank
afgeschaft
·
iedere
burger is onschendbaar in zijn woning. Niemand mag die zonder zijn toestemming
of wettelijk bevel betreden
1801:
Grondwet werd herzien: meer macht voor de regering en minder voor het
parlement, alleen mannen met een bepaald bezit kregen kiesrecht en de vrijheden
van drukpers en vergadering verdwenen.
1805: Napoleon
eiste weer een grondwetsherziening. Macht kwam bijna helemaal in hand van Rutger
Jan Schimmelpennick.
1806:
Napoleon voert nieuw grondwet in; uitvoerende en wetgevende macht bij koning.
·
koning
had recht ministers te benoemen en ontslaan
·
wetsvoorstellen
werden voorbereid door ministers van Lodewijk
·
parlement
kwam slechts één keer bijeen en stemde met alles in (wetgevende macht)
Franse Tijd(1806-1813)
Napoleon
beëindigt in 1806 de Bataafse Republiek-> Lodewijk (broer Napoleon)
Koninkrijk Holland. 1810: Napoleon lijft Holland bij F'rijk in. 1813: Napoleon
wordt verslagen en Fransen trekken zich terug
1814: Engeland,
Oostenrijk, Pruisen en Rusland sloten een verdrag over de Nederlanden.
Noord- en
Zuid Nederland werden weer samengevoegd: het Verenigd Koninkrijk de Nederlanden
onder Willem I (zoon stadhouder Willem V). Nieuwe koninkrijk zou moeten dienen
als bufferstaat tegen F'rijk. Ook speelde Congres van Wenen mee: grote
mogendheden wilden vorsten in hun macht herstellen.
1815:
nieuwe grondwet
·
land
is een monarchie
·
wetgevende
macht hebben koning en parlement
·
leden
Eerste kamer benoemt koning. Tweede Kamer wordt gekozen door Provinciale Staten
·
uitvoerende
macht heeft koning + ministers. Hij kan hen ontslaan en benoemen.
·
Provincies
en steden weer bestuursfuncties. Provinciale Staten bestuurt platteland
Grondwet 1815
|
Grondwet 1848
|
Tweede
kamer wordt gekozen door Provinciale Staten
|
Tweede
Kamer wordt gekozen via districtenstelsel
|
Koning
benoemt leden eerste kamer
|
Provinciale
Staten kiezen Eerste Kamer.
|
Censuskiezers
kiezen Provinciale Staten
|
|
Provinciale
Staten bestuurt platteland
|
Platteland
behoort via gemeente bij een stad. Gemeenteraad bestuurt
|
Rijke
burgers en - boeren kiezen Provinciale Staten
|
Mannen
25+ die bepaalde belasting (census) betalen, hebben kiesrecht -> kiezen
Gemeenteraden
|
Vrijheid
van onderwijs, overheid betaalt alleen openbaar onderwijs
|
|
Vrijheid
van vereniging en vergadering
|
Politiek
recht: in Provinciale Staten moeten adel, stedelijke burgerij en platteland
vertegenwoordigd zijn
Vrijheidsrechten
(aanvulling op 1798): Rechtspraak is openbaar + iedereen heeft recht op
openbaar lager onderwijs
1830:
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden viel uiteen doordat het zuiden in opstand
kwam -> België ontstaat. Zuiden scheidt zich af omdat:
·
liberalisme
veel aanhang had, deze wilde meer macht voor het parlement
·
voelde
zich benadeeld omdat belangrijke posities in de maatschappij door mensen uit
het Noorden ingenomen waren
·
onrechtvaardig
dat ze mee moesten betalen aan de staatsschuld van het Noorden
·
bevolking
was vooral katholiek. Noorden: protestants
·
Frans
werd vooral gesproken. Willem I voerde Nederlands als officiële taal in
·
industrie
was belangrijk. In het noorden de handel
Grondwet
van 1848 werd ingevoerd door invloed van liberalisme. In Nederland kwamen steeds
meer liberalen, belangrijkste liberaal: Johan Rudolf Thorbecke. Hij kreeg de
opdracht van Willem II (1840-1849) de grondwet te herzien na berichten over
revoluties in Europa, demonstratie in Den Haag en opstootje op de Dam.
Zaken die niet veranderden in grondwet
1848:
·
uitvoerende
macht heeft koning + ministers. Hij kan hen ontslaan en benoemen en parlement
ontbinden
·
vrijheidsrechten
van grondwet 1815 bleven zo'n beetje ongewijzigd
1866 en
1867: kabinet keurde beleid van parlement af. Willem III (1849-1890) ontbond
parlement en schreef nieuwe verkiezingen uit -> leverde niks op.
1868:
parlement keurt zijn ontbinding af en Willem III gaf toe door kabinet af te
laten treden
Sindsdien
traden kabinetten altijd af, als het parlement niet instemde met hun beleid.
Steeds
meer mensen krijgen kiesrecht:
·
1887:
kiesrecht gekoppeld aan kenmerken van geschiktheid en welstand: 26% van de
mannen had daardoor kiesrecht (vanaf 23 jaar)
·
1896:
50% van de mannen
·
1917:
algemeen kiesrecht voor mannen, 1919: algemeen kiesrecht voor vrouwen. 1922
vrouwen mogen voor het eerst meedoen aan verkiezingen voor de Tweede Kamer
·
1965:
kiezen vanaf 21 jaar. 1972: kiezen vanaf 18 jaar.
Het districtenstelsel werd in 1917 gewijzigd in een stelsel van evenredige vertegenwoordiging: 15% van de stemmen -> 15% van de zetels in de Kamer. De samenstelling van de volksvertegenwoordiging veranderde daardoor:
· Politieke partijen meer invloed. Je kon nu stemmen op lijsten van de partijen ipv op 1 bepaald persoon
· kleine partijen konden nu in de Kamer vertegenwoordigd zijn
· Voor Kamerleden bestond er geen noodzaak meer om een band met een bepaalde regio te onderhouden.
par 5
Drie
19e-eeuwse stromingen hebben in de 19e eeuw bijgedragen tot partijvorming in
Nederland
·
liberalisme,
vrijheid voor het individu (Verlichting)
·
confessionalisme,
reactie op invloed liberalisme
·
socialisme,
gelijkheid voor allen
Drie
kwesties die partijvorming in NL beïnvloed hebben:
·
de
schoolstrijd
·
de
sociale kwestie
·
de
kiesrechtkwestie
confessionele
partijen
uitgangspunten:
·
overheid
ontleent macht aan god
Verschillen:
Anti-Revolutionaire Partij (ARP)
·
legde
nadruk op gehoorzaamheid aan het overheidsgezag
·
macht
overheid was beperkt: overheid moest zich niet bemoeien met andere kringen
(bijv het gezin) ''soevereiniteit in eigen kring''
Christelijke-Historische Unie (CHU)
Kwam in
1898 uit ARP voort
·
niet
alleen Bijbel moest van invloed zijn op partijprogramma, ook de Nederlandse
geschiedenis
·
meer
macht aan koning, minder aan volksvertegenwoordiging
Rooms-Katholieke Staatspartij
·
paus
had een beslissende stem in Gods woord -> veel invloed op denkbeelden van de
katholieken in NL
·
verwierpen
socialisme: overheid moest zorgen voor samenwerking tussen de verdeelde groepen
·
zwakkeren
moesten beschermd worden door de overheid. De staat mocht ingrijpen om armeren
tegen de rijkeren te beschermen = solarideitsbeginsel
Liberale
partijen
uitgangspunt:
·
zo
min mogelijk overheidsbemoeienis
Veranderingen:
·
door
slechte arbeidsomstandigheden moest de overheid actievere rol spelen om
situatie te verbeteren. De conservatieven waren het hier niet mee eens
·
door
economische crisis (1929) dachten de liberalen dat zonder overheidbemoeienis
dit zo weer kon gebeuren. Alle liberalen (radicaal en conservatief) waren
voorstander van sociaal-economische overheidsbemoeienis
Sociale
partijen
Sociaal-Democratische Bond (SDB) (leider: Domela Nieuwenhuis) was
eerste socialistische partij in NL. Er ontstond een splitsing:
·
deel
verloor het geloof in parlementaire weg: anti-parlementaire. Bleven SDB trouw
·
eind
van de 19e eeuw scheidde een groep zich af en wilde via het algemeen kiesrecht de
meerderheid in het parlement halen. 1894 stichtten ze hun eigen partij: Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP).
Pleitten voor: kosteloos onderwijs,betere werkomstandigheden en arbeidstijden,
invoering van sterk progressieve inkomstenbelasting en verzekeringswetten tegen
ziekte, ongeval, invaliditeit en ouderdom.
·
in
jaren '30 liet SDAP ideaal van een volledig socialistische partij vallen.
Pleitten voor een gemengde economie waarin de belangrijkste bedrijven in handen
van de overheid waren, ook particulier eigendom van bedrijven was toegestaan
Par 6
Begin 20e
eeuw was NL verdeeld in vier zuilen: katholieken, protestanten, socialisten en
'neutralen' (vooral liberalen).
in de
tweede helft van de 19e eeuw voelden orthodox-protestanten, katholieken en
arbeiders zich achtergesteld door:
·
in
geestelijk opzicht domineerden de protestanten (niet meer letterlijk vasthouden
aan de tekst van de Bijbel)
·
liberalen
beheersten politiek en economie
-> zij
streden dus voor emancipatie.
Verzuiling
hield in:
·
zuilen
stichtten eigen organisaties en instellingen op alle denkbare terreinen
·
confessionele
zuilen stichtten eigen ziekenhuizen en scholen, liberalen en socialisten wilden
echter openbaar onderwijs voor alle groeperingen
·
confessionele
fel tegen huwelijken tussen verschillende zuilen, liberalen en socialisten
vonden dat niet zó erg
·
in
katholieke zuil hadden geestelijken de leiding
·
zuilen
hadden over het algemeen een negatief beeld over elkaar. Ondanks de verzuiling
leefden mensen vreedzaam onder elkaar
Tussen zuilen werd er op politiek gebied toch
samengewerkt. Oorzaken:
·
trouw
en respect voor leiders van de eigen zuil
·
samenwerking
tussen leiders van zuilen was noodzakelijk omdat geen enkele zuil de
meerderheid kon behalen in het parlement
Leiders hadden goede greep op hun zuil door:
· vele regelingen zorgden ervoor dat leiders controle konden uitoefenen op eigen zuil
· leiders bekleedden vaak allerlei dubbelfuncties
· er ontstonden vaak banden van vriendschap tussen de elites
· binnen de zuilen was groot gevoel van saamhorigheidsgevoel. Er was behoefte aan krachtige leiding
· kiezers vertrouwden erop dat hun leiders wisten wat goed was
par 7 Veranderingen in de politieke
partijen vanaf 1945
Confessionele
partijen
Nieuwe
partijen sinds 1945:
·
RKSP
werd vervangen door Katholieke
Volkspartij (KVP) in 1945
·
1968:
Politieke Partij Radicalen (PRR) uit
onvrede met politiek van KVP
·
1975: Reformatorisch Politieke Federatie (RPF):
tegen plannen voor het opgaan van ARP in CDA
·
jaren
60: secularisering. KVP, ARP, CHU gingen samen in Christen-Democratisch Appèl (CDA), 1980
·
Gereformeerd Politiek Verbond (GVP) +
RPF = ChristenUnie in
2000
Veranderingen
in uitgangspunten
·
ARP,
CHU en KVP kregen meer oog voor aanvullende rol van de overheid op
sociaal-economisch gebied
·
KVP
was op sommige punten sterk voor overheidsingrijpen. Op andere punten
terughoudend optreden van de overheid
·
CDA
zette indien mogelijk koers van de drie confessionele partijen voor. Abortus
mag in bepaalde gevallen toegelaten worden
Liberale
partijen
Nieuwe
partijen sinds 1945:
·
1946:
Partij van de Vrijheid, ging in '48
op in de Volkspartij Vrijheid en
Democratie (VVD)
·
1966:
oprichting D66
Uitgangspunten:
·
VVD:
bang voor in het in d knel komen van het individu door te veel weten en voorzieningen.
Willen daarom meer privatisering en individualisering.
·
D66:
opgericht uit onvrede met bestaande partijen, is een radicaal-liberale partij.
Voor vrijheid van individu, maar legt meer nadruk op sociale rechtvaardigheid.
Willen wijziging kiesstelsel, invoering referenda en rechtstreekse verkiezing
van burgemeesters en minister-president
Sociale
partijen
Nieuwe
partijen sinds 1945:
·
1945:
Communistische Partij Nederland (CPN).
Was marxisme-leninisme trouw, liet zich leiden door Rusland
·
1946:
Partij van de Arbeid (PvdA). Wilde
ook confessionele en liberale kiezers trekken. Bleek voortzetting van de SDAP
·
1957:
Pacifistisch Socialistische Partij (PSP).
Organiseerde tegen NAVO en VS gerichte vredesdemonstraties. IJverde voor een
meer radicaal socialisme dan PvdA
·
1972:
Socialistische Partij (SP).
Communistische partij georiënteerd op China
·
1989
Groen Links door samengaan van 4
radicaal georiënteerde partijen ( CPN, PSP, PPR, EVP)
Veranderingen
in uitgangspunten
·
In
de jaren '60 werd een vergaande democratisering bepleit, zowel in bedrijven als
in het parlement, om die afstand te verminderen
·
jaren
'80: PvdA zag individualisering nu als positieve ontwikkeling. Ook werd
positieve rol van het particuliere bedrijfsleven erkend
·
Groen
Links wil sterke greep van de overheid op de economie. Milieu heeft prioriteit
boven de groei van de economie
·
SP
koos in '91 een meer open socialisme. In de SP komt het socialisme terug van de
vroegere SDAP. Overheid: bedrijven beheren, iedereen werk garanderen en gratis
voorzieningen aanbieden
Confessioneel
|
Liberaal
|
Socialistisch
|
KVP
|
PVV
|
SDB
|
RKSP
|
VVD
|
CPN
|
RDF
|
D66
|
PvdA
|
ARP
|
PSP
|
|
CDU
|
SP
|
|
CHU
|
||
GVP
|
Par 8
Jaren '60
ontzuiling, verklaringen:
·
ontkerkelijking
·
datgene
waar verzuilde partijen voor streden was bereikt óf opgenomen in het programma
van andere partijen
·
verdwijnen
van vrees voor elkaar (door tv bijv)
Trouw aan
het respect voor leiders nam af:
·
zwevende
kiezers nam toe in jaren '60. Leiders moesten beter hun best doen om stemmen
van zwevende kiezers te krijgen
·
als
een partij stemmen verloor, kreeg de leider de schuld
verhouding
tussen politieke leiders en journalisten veranderde:
·
politieke
leiders kregen minder greep op de journalisten
·
politike
leiders kritisch benaderd in media
·
veel
tegenstellingen openbaar besproken
Gedeeltelijke
ontzuiling bij de politieke partijen:
·
in
CDA gingen katholieken en protestanten samenwerken
·
Boerenpartij zat van 1963-1981 in de Tweede Kamer
·
tussen
1982-1986 zaten Centrumpartij en
later de Centrumdemocraten in de
Tweedee Kamer: richtten zich tegen buitenlanders
·
Lijst Pim Fortuyn kreeg steeds minder zetels en
verdween in 2006 uit de kamer
·
PVV behaalde steeds meer zetels (9 in 2006, 24 in 2010)
·
Partij voor de Dieren zit sinds 2006 in de Tweede Kamer
Gedeeltelijke
ontzuiling in de media:
·
nieuwe
'neutrale' omroepen: TROS, Veronica, BNN
·
commerciële
omroepen etc (RTL)
Ondanks
ontzuiling bleven de zuilen veel invloed houden
·
meerderheid
van Nederlandse leerlingen bezoekt confessionele scholen
·
Oude
verzuilde partijen (PvdA, VVD en SGP) handhaafden zich
·
de
gezamenlijke aanhang van de verzuilde partijen ARP, CHU en KVP, steeg weer nu
zij samenwerken in het CDA
·
aanhang
nieuwe verzuilde partij (ChristenUnie)
groeide
·
leiders
van oude zuilen bleven samenwerken, behielden de meerderheid en bleven daardoor
de politiek bepalen
·
er
kwam een nieuwe verzuilde omroep: de Evangelische Omroep (EO)
(orthodox-protestants)
Par 9
De
overheid bemoeide zich voor WOII weinig met conflicten tussen werkgevers en -
nemers. Overheid probeerde wel conflicten tussen hen te voorkomen door sociale
wetgeving, waardoor arbeiders werden beschermd
harmoniemodel: protestantse en kahtolieke vakbonden
probeerden de positie van de arbeiders te verbeteren door onderhandelen
conflictmodel: de socialistische vakbonden voerden
klassenstrijd tegen de werkgevers door te staken
Na WOII
ging de overheid zich er meer mee bemoeien -> harmoniemodel.
·
De
SER (Sociaal-Economische Raad) werd
opgericht. Deze raad werd het voornaamste adviesorgaan van de regering op
sociaal-economisch gebied
·
grootse
werkgeversorganisatie is het VNO/NCW
·
Grootste
werknemersorganisatie zijn FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging) en CNV
(Christelijk Nationaal Vakverbond)
FNV staakt
nog wel eens voor hogere lonen. CNV houdt zich aan het harmoniemodel.
Rond 1980
kwamen de vakbonden in problemen. Het ging economisch niet goed met Nederland.
In '82 kwam een nieuw kabinet van CDA en VVD tot stand. Vakbwegingen verwachtte
van dit kabinet weinig steun. Ook verloren de bonden leden. Leiders van de
bonden besloten toen alleen door onderhandelen zoveel mogelijk te bereiken.
Werkgevers gingen daarop in:
In 1982
werd Akkoord van Wassenaar gesloten:
vakbonden aanvaardden loonmatiging in ruil voor verkorting van de arbeidsduur
en het invoeren van deeltijdbanen. Dit akkoort wordt gezien als het begin van
nieuwe betrekkingen tussen werkgevers en -nemers in NL. Dat wordt het
poldermodel genoemd. Het hield in dat overeenstemming tussen werkgevers- en
werknemersorganisaties werd bereikt en behouden door vaak te overleggen.
Par 10
Vooral in
jaren '50 en '60 werd verzorgingsstaat opgebouwd. In een verzorgingsstaat rekent
de overheid tot haar taak:
·
de
veiligheid
·
de
welvaart
·
het
welzijn van alle burgers
Politieke
partijen deden niet alle grote partijen in dezelfde mate mee:
·
PvdA
wilde het meest regelen
·
VVD
het minst
·
KVP,
ARP en CHU (later CDA) stonden in het midden
Voorstanders
van de verzorgingsstaat wilden nooit meer mee maken wat er in de jaren '30
gebeurde: overheid die niet in staat was voldoende te zorgen voor de zwakkeren
in de samenleving.
In de
jaren '80 raakte de verzorgingsstaat in problemen:
·
De
economie ging achteruit: veel ontslag en uitkering wegens werkloosheid
·
verzorgingsstaat
werd steeds duurder (veel werklozen, arbeidsongeschikten en
bijstandsgerechtigden)
·
veel
misbruik maken van de wetten door bedrijven, personen en overheid.
·
werklozen
hadden het recht werk te weigeren dat 'beneden hun niveau' lag.
·
Mensen
werden steeds ouder -> langer uitbetalen van uitkeringen
Oplossingen
tegen de hoge kosten van de verzorgingsstaat van politieke partijen:
·
PvdA:
maatregelen om economie te verbeteren
·
VVD:
uitkering verlagen. Er moest meer aan de mensen zelf worden overgelaten
·
CDA:
eens met VVD, maar niet zo erg verlagen als de VVD wilde. Er moest ook beroep
gedaan worden op wergeversorganisaties en vakbonden
·
D66:
geen verlaging van de uitkering, maar verlaging van het aantal mensen dat een
uitkering kreeg
1991:
regering CDA-PvdA besloot WAO-uitkeringen te verlagen. Werklozen konden ook
minder vaak werk weigeren.
2005: WAO
werd door regering van CDA, VVD en D66 sterk gewijzigd. Alleen voor degenen die
al een WAO-uitkering hadden, bleef de WAO bestaan.
·
'nieuwe'
arbeidsongschikten vallen voortaan onder een nieuwe wet: WIA (Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen) -> helpt werklozen aan werk om uitkeringen te
beperken
·
Wie
minder dan 35% arbeidsongeschikt is, krijgt helemaal geen uitkering meer
2011:
Kabinet en werkgevers- en werknemersorganisaties bereikten een AOW-akkoord. In
dat akkoord staat dat de AOW-leeftijd in fasen wordt verhoofd naar 66 en dan
naar 67 jaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten