Aardrijkskunde
VWO examen
Samenvatting
Door: Fae den Boer
WERELD
Economische dimensie van globalisering
Mede mogelijk gemaakt door:
-
Wereldwijde
kapitaalstromen
-
Internationale
arbeidsverdeling/ internationale taakverdeling
-
Opsplitsing
van productieketens van bedrijven tussen landen
-
Steeds
grotere invloed van multinationale ondernemingen (mno’s)
Tegengewerkt door:
-
Economische
blokken die de eigen markt afschermen (beschermen eigen markt)
Economische verandering door
globalisering na 1970
Achtergrondinformatie:
-
Globaliseren
en snelle tijd-ruimtecompressie bieden bepaalde landen nieuwe mogelijkheden
door verkleining van de relatieve afstand en betere relatieve ligging
-
Einde
Koude Oorlog verandert wereldverhoudingen: minder duidelijke verhoudingen,
extra ruimte voor nieuwe ontwikkelingen
Opvallende veranderingen:
-
Ontstaan
van een wereldeconomie
-
Opkomende
landen en mno’s uit opkomende landen spelen een grotere rol in de
wereldeconomie (maar ook landen in de middengroep en achterliggende landen)
-
Uitschuiving;
delen van productie naar andere landen verplaatsen
-
Global
shift richting Pacific Rim
-
Vrijemarkteconomie
krijgt steeds meer ruimte; toename vrijhandel, liberalisering, wereldmarkt en
verdwijnen planeconomie door val van het communisme.
-
Toename
handel en investeringen Zuid-Zuid
Nieuwe ongelijkheid door globalisering
-
Grote
economische verschillen en meer concurrentie tussen gebieden en tussen groepen
mensen
-
Optreden
backwash effects in nieuwe toegankelijk gemaakte gebieden (backwash: negatieve
effecten; vertrek beste arbeidskrachten en onttrekking grondstoffen. Spread
effecten: positief; overdracht kennis)
-
Overheersing
wereldeconomie door Triade (VS + Europa + Japan)
-
Toenemende
tegenstellingen tussen moderne wereld en traditionele wereld (fragmentarische
modernisering)
-
Ontstaan
concentraties van economische activiteiten (aka: economische clusters)
Aziatische tijgers: Singapore, Hongkong, Taiwan,
Zuid-Korea.
Onzekere politieke ontwikkelingen onder
invloed van globalisering
-
Na
de Koude Oorlog moeten politieke machtsverhoudingen opnieuw ingevuld worden
-
Door
globaliseren is de rol van de staat veranderd (à Wereldwijde netwerken (bv internet)
onttrekken zich aan grenzen; staten zijn ommachtig om controle uit te oefenen;
economische blokken hebben soms zeer grote macht; veel beslissingen worden
genomen in wereldsteden)
-
Machtsverhoudingen
bepaald door de VS en steeds meer door Internationale, supranationale en
niet-gouvernementele organisaties
-
Angst
voor terrorisme leidt soms tot beperking van rechten van de bevolking.
Bezwaren tegen globalisering
-
Leidt
tot grotere economische ongelijkheid tussen landen
-
Economische
blokken schermen eigen markt af
-
Overheersende
invloed en hebzucht van financiële wereld
-
Cultuur
wordt eenheidsworst
-
Aantasting
rechten werkende bevolking
-
Toename
kinderarbeid
-
Sommige
bedrijven produceren bij voorkeur in land met lage milieueisen
-
Antiglobalisten
-
Andersglobalisten
-
Non-gouvernementele
organisaties
BNP niet altijd betrouwbaar als
indicator voor welvaart:
-
Omrekening
valuta vaak moeilijk
-
Verschil
in koopkracht
-
Sommige
landen kunnen BNP niet goed berekenen
-
Productie
van zelfvoorziening en informele sector wordt niet meegerekend
-
BNP
per hoofd als gemiddelde verhult regionale en sociale verschillen.
Ø Ontwikkelingslanden zijn vaak arm, maar
door olie in de grond kan het BNP/hoofd toch hoog zijn
Sociale verschijnselen
-
Analfabetisme
-
Verstedelijkingsgraad/urbanisatiegraad
-
Verstedelijkingstempo/urbanisatietempo
Ø Ontwikkelde landen hebben een hoge
urbanisatiegraad en een laag urbanisatietempo: ontwikkelingslanden een lage
urbanisatiegraad en een hoog urbanisatietempo.
Politieke verschijnselen
-
Democratisch
gehalte
-
Handhaving
mensenrechten
-
Deelname
aan samenwerkingsverbanden
-
Voor
1990; verdeling communistisch en kapitalistische invloedssferen
-
In
ontwikkelingslanden relatief veel militaire dictaturen en eenpartijstelsels;
recent wat minder dictaturen
Demografische verschijnselen
-
Bevolkingsdichtheid
-
Bevolkingsspreiding:
houdt vaak verband met de natuurlijke situatie; men concentreert zich in gebied
met de beste omstandigheden (vlakke gebieden zijn dichter bevolkt dan gebergten,
ligging aan de kust is gewild)
-
Bevolkingsgroei
geen goede indicator
-
Geboortecijfer
of vruchtbaarheid als indicator is beter
-
Sterftecijfer
is geen goede indicator; hoge sterfte kan duiden op een slechte gezondheid maar
op vergrijzing door goede gezondheid.
-
Kindersterfte
of zuigelingensterfte is wel een goede indicator
-
Leeftijdsopbouw
-
Demografische
transitie à
Demografische
transitie:
Pretransitiefase:
-
hoog
sterftecijfer door ongezond werk, gebrek aan voeding en hygiëne;
-
hoog
geboortecijfer door kinderen als inkomstenbron en hoge zuigelingensterfte
-
stabiele
bevolkingsomvang
-
vooral
in agrarische maatschappij
Transitiefase
Deel 1:
-
daling
sterfte cijfer door betere hygiëne en gezondheidszorg
Deel 2:
-
daling
geboortecijfer door daling zuigelingensterfte; door meer welvaart zijn minder
kinderen nodig.
Posttransitiefase
-
laag
geboortecijfer
-
sterftecijfer
stijgt licht door vergrijzing
-
bevolkingsomvang
stabiel
-
welvaart
(vooral dienstenmaatschappij)
Ø Rijke landen zijn nu in de
posttransitiefase en de meeste ontwikkelingslanden nu in het tweede deel van de
transitiefase.
Economische verschijnselen
-
BNP/hoofd
-
Inkomen
per hoofd
-
Koopkracht
(per hoofd)
-
Verdeling
beroepsbevolking: aandeel werkende bevolking in landbouw, industrie en
diensenten als aanwijzing voor ontwikkelingsfase
-
Centrum-periferie
model
Sociaaleconomisch ontwikkelingspeil
beïnvloedt veel indicatoren
-
Hoe
hoger het ontwikkelingspeil, des te hoger de verstedelijkingsgraad
(urbanisatiegraad) en des te lager het verstedelijkingstempo (urbanisatietempo)
-
Hoe
hoger het ontwikkelingspeil, des te lager de geboortecijfers
-
Hoe
hoger het ontwikkelingspeil, des te minder beroepsbevolking¹ in de landbouw en
des te meer in de informele dienstensector
-
Hoger
ontwikkelingspeil leidt tot modernisering
¹
Beroepsbevolking:
-
Primaire sector: landbouw en visserij
-
Secundaire sector: industrie
en bouwnijverheid
-
Tertiaire sector: diensten
AMERIKAANSE
WERELDSTEDEN
Grootstedelijke gebieden
-
Metropool: groot stedelijk gebied met centrale
stad, voorsteden en omringend dichtbevolkt gebied; vergelijkbaar met de
Nederlandse term agglomeratie
-
Megalopolis: gigantisch, grote stad: grootstedelijk
gebied in noordoosten VS met overlappende metropolen zoals Boston, New York,
Philadelphia en Washington.
-
Wereldstad: stedelijk knooppunt met grote publieke,
economische en culturele invloed die als mondiaal beslissings- en
beheerscentrum fungeert
Wereldstad als onderdeel van
globalisering
-
Wereldstad
is een belangrijk knooppunt in informatie-, geld- en goederenstromen
Ø Nationale en internationale
transportnetwerken die wereldwijde uitwisseling mogelijk maken²
-
Wereldstad
is een belangrijke schakel in nationaal en internationaal stedelijk netwerk
Ø Nationaal: regionaal stedelijk netwerk:
gebied afgebakend op grond van relaties tussen grote stad en omringende
gebieden
Ø Internationaal: rol wereldstad als
beslissingscentrum voor contacten met andere steden
²
voorwaarden:
-
Goede
geografische ligging en bereikbaarheid voor wegverkeer, scheepvaart,
vliegverkeer; een wereldstad heeft altijd een haven en/of luchthaven
-
Mainportfunctie:
vooral de hub (belangrijk knooppunt) in een hub-en-spokenetwerk
-
Centrale
plaats in mainportregio: achterland van mainport is een gebied waar aan- en
afvoer plaatsvindt en dat profiteert van de ontwikkeling van de mainport.
Stedelijk netwerk: een patroon van kleine, middelgrote en
grote steden. Binnen het stedelijk gebied zijn er veel onderlinge relaties.
Specifieke kenmerken van een wereldstad:
-
Aanwezigheid
van (economische) clusters³; bv filmsector
-
Hoofdrol
in internationale dienstverlening (zakelijke diensten; informatievoorziening;
financiële instellingen; hoofdkantoren van internationale instellingen en
bedrijven)
-
Creatieve
stad
-
Centrum
van innovatie
-
Kosmopolitische
levensstijl
³ cluster is een gebied met een
concentratie van bedrijven die met elkaar zijn verbonden. Voordelen:
-
Goedkope
leverantie van onderdelen en diensten
-
Veel
vakkundig personeel
-
Kans
op innovatie
-
Voorbeeld:
ICT-cluster Silicon Valley in Califronia
New York een
economische wereldstad door:
-
Sterk
knooppunt door goede geografische ligging: haven, vliegveld: verbinding met
Europa
-
Belangrijke
zakelijk en financiële diensten (Wallstreet)
-
Belangrijke
hoofdkantoren (VN)
Washington politieke
wereldstad door:
-
Amerikaanse
regeringszetel met het Witte Huis en Pentagon (defensie); daardoor veel
ambassades
-
Zetel
internationale organisaties zoals Wereldbank, IMF
Los Angeles culturele
wereldstad door:
-
Filmindustrie,
Hollywood
-
Culturele
diensten
-
Creatieve,
innovatieve sfeer
-
Verplaatsing
economisch zwaartepunt van de VS van oostkust richting de westkust (maakt LA
een gewilde vestigingsplaats)
Opdeling van de Amerikaanse stad heeft
een aantal elementen:
-
Centraal
zakencentrum, dan overgangszone, woonwijken en voorsteden
-
Onderscheid
in armere en rijkere buurten
-
Gentrification
Typisch
Amerikaanse elementen:
-
CBD:
centrum met winkels en sterke concentratie van kantoren; hoogbouw wegens
ruimtegebrek
-
Edge
city: stad aan de rand van een dichtbevolkt stedelijk gebied van een metropool
die als volledige stad functioneert: wonen én werken (i.p.v. alleen wonen)
Soorten migratiestromen:
-
Kettingmigratie: migranten trekken naar de plaats waar
zich eerder familieleden, kennissen gevestigd hebben
-
Selectieve migratie: onder migranten is een bepaalde groep
oververtegenwoordigd zoals welgestelden bij suburbanisatie of jonge mannen bij
arbeidsmigratie.
Grote Amerikaanse immigratiestromen
-
18e
en 19e eeuw: Afrikanen (zwarten) naar zuidoosten VS; slaven op
plantages. Washington telt hoog % zwarten
-
Einde
19e- begin 20e eeuw: Europeanen naar oostkust (NY) door
bevolkingsdruk en onvrijheid in Europa en ontwikkelingskansen in de VS
-
20e
en 21e eeuw: hispanics uit Mexico en Latijns-Amerika naar
aangrenzende staten voor werk en aangetrokken door hoge levensstandaard; veel
illegalen; LA telt veel hispanics
-
Recent:
Aziaten uit China, Japan naar westkust: relatief hoogopgeleid; starten vaak een
eigen bedrijf
Integratie stagneert door ruimtelijke
segregatie
-
Concentratie
van goedkope woningen
-
Vestiging
bij familie/kennissen
-
Speciale
voorzieningen
-
Specifiek
soort werk
Sociale polarisatie (= toenemende spanningen tussen groepen
veroorzaak vijandige houding en intolerantie) versterkt effect van ruimtelijke segregatie door o.a.:
-
Sociale
segregatie: scheiding naar sociale groep bijvoorbeeld naar inkomen of etnische
groep
Ruimtelijke
segregatie en sociale polarisatie kunnen zichzelf versterken à leidt soms tot sterke concentratie van
bepaalde sociale groepen à
bij te grote concentratie worden buitenstaanders uitgesloten, bijvoorbeeld:
-
Getto
-
Gated communities
LEEFOMGEVING NEDERLAND
Overstromingen en wateroverlast door
rivieren
Belangrijke
begrippen:
Stroomgebied: gebied dat via bepaalde rivier afwatert
Stroomstelsel: rivier, zijrivieren en geulen die zorgen
voor de afvoer naar zee
Waterscheiding: grens tussen twee stroomgebieden; vormt
hoogste deel stroomgebied
Fluviale schaal: schaalniveau van rivieren met
zijrivieren, grondwater en ondiepe zee
Debiet: waterafvoer van de rivier op een bepaald
moment op een bepaalde plaats
Regiem: waterafvoer rivier gedurende het jaar;
verloop debiet over jaar
-
Debiet
en regiem worden bepaald door: klimaat, weer, verdamping en afsmelten van ijs.
Doorlaatbaarheid van de ondergrond en vegetatie zijn van belang voor de
hoeveelheid water die de rivieren bereikt en de afvoersnelheid.
Indeling rivieren naar regiem
Soort rivier
|
Regiem
|
Laagste afvoer
|
Voorbeeld
|
Regenrivier: voert neerslag af
|
Onregelmatig
|
Zomer
|
Maas
|
Gletsjerrivier: voert smeltwater af
|
Vrij
regelmatig
|
Winter
|
|
Gemengde rivier: voert neerslag en smeltwater af
|
Regelmatig
|
X
|
Rijn
|
Rijn
-
1320
km
-
Oorsprong:
gletsjerrivier; wordt snel een gemengde rivier
-
Tweederde
van de rivier en het stroomgebied (totaal185.000km) ligt in Duitsland
-
Verval
in de bovenloop is groot à
hoge stroomsnelheid à
sterke erosie
-
Middenloop:
diepe insnijding door het omhooggeduwde leisteenplateau. Hier en daar
afzettingen en versmallingen à obstakels voor de scheepvaart
-
Benedenloop
met uiterst gering verhang à afnemende stroomsnelheid à toenemende sedimentatie
Regel: hoe groter het verhang, hoe hoger
de stroomsnelheid en hoe sterker de erosie
Maas
-
900
km
-
Regenrivier
(start Noordoost-Frankrijk)
-
Frans
deel: bevaarbaar vanaf de Sedan. Klein stroomgebied met weinig verhang. Klein
stroomgebied dus veel kans op gelijke natte weersomstandigheden.
-
Belgisch
deel: diep ingesneden in slecht doorlatende gesteenten à snelle afstroming van de neerslag en
weinig indringing à
een korte vertragingstijd
-
Nederlands
deel: Grensmaas is bochtig en in de zomer onbevaarbaar. Rivierkleiafzetting op
doorlatende grindlagen. Ten zuiden van Mook is het Maasdal begrens door terrassen,
dus: geen polders en dijken, uiterwaarden vaak intensief gebruikt à overstromingen kunnen grote schade
aanrichten.
Waterafvoer; belangrijke begrippen:
Vertragingstijd: mate van vertraging afvoer regenwater
door vegetatie en ondergrond
Piekafvoer: moment waarop afvoer van rivier na
neerslag het grootst is
Verval: hoogteverschil tussen twee punten van
rivier
Verhang: hoogteverschil rivier per kilometer;
verhang is verval per km
Externe bron rivierwater: aanvoer door rivieren uit het buitenland
Interne bron rivierwater: aanvoer uit neerslag (in Nederland ong
25% watertoevoer)
Kwel: ondergrondse stroom water van hoog naar laag. Bijvoorbeeld
van zee naar polders in West-Nederland die onder zeeniveau liggen.
Lengteprofiel grote rivier
-
Bovenloop:
in gebergte; door groot hoogteverschil hoge stroomsnelheid; transport keien en
grind; niet bevaarbaar
-
Middenloop:
door vlakker dal; lage stroomsnelheid en vervoer van zand en klei, dus deels
bevaarbaar. Twee typen middenloop:
Ø Vlechtende
rivier bij hoge
stroomsnelheid
Ø Meanderende
rivier: bij lage
stroomsnelheid
-
Estuarium:
riviermond met grote getijdenverschillen
-
Delta:
uitbouw land door afzetting van zand en klei waar rivier met meerdere taken in
zee uitmondt.
Dwarsprofiel grote rivier
Natuurlijke situatie
-
Boven-
en middenloop: dalen
door erosie
-
Benedenloop: oeverwallen en kommen door
sedimentatie zand en klei bij overstromingen.

-
Zomerbed
-
Zomerdijk
-
Uiterwaard
-
Winterbed
-
Buitendijks
land (winterbed inclusief uiterwaarden)
-
Binnendijks
land
Oeverwallen en kommen ontstaan door overstroming van rivieren
in de benedenloop. Bij iedere overstroming blijft zand en klei achter. In en
vlakbij de rivier is dat vooral zand omdat dat zwaarder is. De lichte
kleideeltjes worden verder van de rivier afgezet. Doordat zanddeeltjes groter
zijn dan kleideeltjes wordt de oever sterk opgehoogd. Er ontstaan lage wallen
op de oevers van langs de rivier. Twee oeverwallen en de bedding vormen samen
een stroomrug. Het lagere kleiige
deel is de kom/ komgrond.
Bedijking
maakte een eind aan de vorming van oeverwallen en komgronden. Er is alleen nog
sedimentatie tussen de winterdijken, waarbij bedding en uiterwaard steeds
verder worden opgehoogd.
Voorbeelden van menselijk ingrijpen in
stroomgebied
-
Bedijking
en ontwatering
-
Ontbossing
in midden- en bovenloop
-
Verstening
en verharding; water kan nauwelijks de ondergrond indringen
-
Bemaling
voor landbouw: leidt in West-Nederland tot bodemdaling en inklinking (= volumevermindering van klei en veen door onttrekken
van water); versterkt overstromingsrisico en kwel bij dijk
-
Beheersing/regulatie
van wateraanvoer en -afvoer: controle over rivieren zoals voor scheepvaart via
sluizen en stuwen
-
Creëren
van obstakels voor waterafvoer, met name in uiterwaarden. Zoals:
Ø Bouwen stadswijken en bedrijventerreinen
in uiterwaarden, vanwege ruimtegebrek en goedkope grond
Ø Aanleg infrastructuur zoals
(spoor)bruggen en wegen door uiterwaarden
Gevolgen van menselijk ingrijpen in het
stroomgebied
Bovenloop
-
Versnelde
afvoer neerslag naar rivier: door ontbossing en verstening/verharding
-
Verkorting
vertragingstijd; wordt minder vastgehouden
-
Hogere
piekafvoer na neerslag, lagere afvoer in droge tijden à ontregelmatiger regiem
Midden- en benedenloop
-
Vergroting
overstromingsrisico, door o.a.:
Ø Hogere afvoerpieken door versnelde
afvoer in de bovenloop
Ø Verhoging waterstand bij vertraging
waterafvoer: zoals door obstakels in winterbedding, stuwen en kribben
Ø Verkleining waterbergend vermogen:
minder ruimte voor rivier zoals door bouw in uiterwaarden
-
Verkleining
overstromingsrisico door afsnijden bochten/kanalisatie: geeft snelle afvoer
rivierwater naar zee.
Klimaatverandering in Nederland en de voornaamste gevolgen
-
Opwarming
zet door met vaker zachte winters en warme zomers
-
Zeespiegel
blijft stijgen door afsmelten sneeuw/ijs en uitzetten water vergroot volume
zeetwater
-
Winter
natter met vaker extreme neerslag
-
In
zomer minder regendagen: droger, maar mogelijk met zwaardere buien
Gevolgen klimaatverandering voor
rivieren
-
Waterafvoer:
onregelmatiger regiem, hogere piekafvoer vooral in de winter, rivieren wateren
moeilijker a door stijging zeeniveau moe rivier hoger afwateren
-
Verder
binnendringen zeewater bij hogere zeespiegel à slecht voor landbouw
-
Hinder
voor scheepvaart door te hoge of lage waterstanden
-
Waterkwaliteit
neemt af in droge zomer
Bodemdaling
is in West-Nederland vooral het gevolg van de combinatie van absolute
zeespiegelstijging met bodemdaling door inklinking.
Gewenste aanpassingen stroomgebied voor vermindering overstromingsrisico
In boven- en middenloop
-
Zoveel
mogelijk water vasthouding in de ondergrond (herbebossing, aangepaste landbouw
en meer water laten infiltreren bij gebouwen en wegen (vijvers))
-
Vergroten
waterbergend vermogen (creëren overloopgebieden)
-
Afvoercapaciteit
van rivier vergroten; versnelt afvoer naar zee. Bijvoorbeeld:
Ø Afgraven uiterwaarden
Ø Uitbaggeren zomerbed
Ø Aanleg (neven)geulen
Ø Dijkverlegging
Ø Verwijdering obstakels
Ø Verlaging kribben
-
Bergingscapaciteit
vergroten
Ø Ontpoldering door dijkverlegging;
vergroot buitendijks gebied
Ø Aanleg retentiebekken
Ø Aanleg noodoverloopgebieden
Ø Dijkverhoging
Ø Tijdelijk waterberging in bestaande
zeearmen/meren
Overstromingen en wateroverlast door zee
Typen kust
-
Zachte
kust (waddenkust, duinenkust (oude duinen, jonge duinen), estuariumkust/deltakust)
-
Harde
kust; door mens gevorm uit hard materiaal
Samenhang
van zee en rivieren is groot:
-
Bij
een hoge zeespiegel moeten rivieren en overloopgebieden water tijdelijk bergen
-
Tegengaan
van verzilting vergt een grote hoeveelheid rivierwater voor doorspoeling
-
Bescherming
tegen zeewater zoals stormvloedkeringen belemmeren de rivierafvoer.
Kustprocessen die zorgen voor afbraak en
opbouw van de kust
-
Eb
en vloed
-
Zeestroming
-
Wind
Gevolgen van kustprocessen
-
Afbraak
en opbouw
-
Zandtransport
langs kust van zuid naar noord
-
Opbouw
en afbraak duinen
Waarden van kust
-
Ecologische
waarde
-
Economische
waarde
Dynamisch handhaven: ‘’zacht
waar het kan, hard waar het moet’’
Beschrijving:
-
Dynamisch
kustbeheer/handhaven: beleid van de overheid om kustlijn op vastgestelde plaats
te houden door aan natuurlijke processen ruimte te geven
-
Basiskustlijn
moet worden gehandhaafd
-
Omdat
erosie op veel plaatsen de kust bedreigd, is er actief kustbeheer nodig
-
Door
dynamisch kustbeheer wordt kust versterkt zonder afbreuk te doen aan
natuurlijke dynamiek (à
doet gelijk recht aan veiligheid en ecologische waarden)
Voornaamste maatregelen
-
Zandsuppletie, voor:
Ø Aanvulling waar zand van strand/duinen
is weggeslagen
Ø Ophogen ondiepe zee langs strand
Ø Zandbuffers voor de kust (aka zandmotor)
-
Herstel
natuurlijke dynamiek
Oude situatie: duinen vastgelegd en beschermd door
helmgras, verbod op betreden want de eerste rij duinen lans het strand vormt
belangrijke bescherming
Nieuwe situatie o.a.:
Ø Herstel/maken slufter; plaats waar de zee
bij vloed kan doordingen tussen duinen
Ø Verstuiving zand toelaten indien
mogelijk
-
Beperken
bolwerkvorming
Deel over
stedelijke gebieden in Nederland zelf lezen!
Aarde
Verwering:
uiteenvallen door exogene krachten
Erosie:
schuren
V-vormig dal: erosie door rivieren
U-vormig dal: erosie door landijs
3 typen gesteenten
-
Stollingsgesteente
(diepte-, uitvloeiings- en gangesgesteente)
-
Sedimentgesteente
(klastisch, chemisch/organisch)
-
Metamorf
Continentale/regionale klimaatfactoren
-
Verhouding
land-zee
-
Reliëf
-
Hoogteverschil
(alleen regionaal)
Soorten neerslag
-
Stijgingsregen; opstijgen van warme lucht; vooral in de
tropen
-
Stuwingsregen; lucht wordt gedwongen te stijgen door
reliëf
-
Frontale regen: koude en warme lucht botsen (Nederland)
wordt vervolgd..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten