H7: Burgercultuur
17e
eeuw: Gouden Eeuw (Nederland is een Republiek sinds 1648).
1585: val
van Antwerpen à
kooplieden vluchten naar Amsterdam à Amsterdam neemt de rol van Antwerpen
over.
Calvinistische
kerk: simpel
- Simpel
- Rustig
Dit heeft
veel overeenkomsten met de zuivere klassiek architectuur.
Kunst:
- Rijke burgers kunnen kunst betalen en
richten hun huizen luxe in.
- Meubels, schilderijen, beeldhouwwerken,
tapijten, goud- en zilverwerk
- Kunstkamer: Eigentijds Nederlands
- Rijke burgers kopen exotische kunst
- Alledaagse schilderen, soms diepere
betekenis
Vijf
schilderkunstige genres uit de zeventiende eeuw:
1. Historiestuk: een schilderij dat een afbeelding geeft van een Bijbels, mythologisch,
historisch, allegorisch of literair tafereel
2. Portret
3. Genrestuk: voorstelling uit het dagelijks leven
4. Stilleven (Vanitasstilleven: stilleven met een
waarschuwende boodschap):
5. Landschap
Functie
kunst voor rijken:
- Financiële positie tonen
- Maatschappelijke positie tonen
- Spaarpotje voor later
Rijke
burgers verstrekken opdrachten en lagere klassen kopen kant-en-klare
kunstwerken, vaak bestemd voor woonhuizen met geringe afmetingen. Alledaagse
onderwerpen, maar hebben vaker een diepere betekenis in schilderijen.
Wie
exotische kunst niet kon kopen, als Chinees porselein, kon imitatie porselein
kopen gemaakt in Nederland.
1648: bouw
nieuw stadhuis in Amsterdam op de Dam (politiek, economisch en religieuze hart
van de stad), ontworpen door Jacob van Campen (zag overeenkomst tussen
klassieke architectuur en calvinisme) Functie:
- Stadhuis
- Vredesmonument (tekst op de eerste steen
roemt de goede vredestichtende invloed van de burgemeesters van Amsterdam)
Basis van
klassieke architectuur in harmonie: duurzaam, nuttig en mooi à Van Campen streef ook naar harmonie in
het nieuwe stadhuis:
- Duurzaam: stevigheid van het fundament
en keuze van de materialen
- Nut: functie (duidelijke indeling)
- Mooi: symmetrisch grondplan en –
vormgegeven gevels
Van Campen
en het stadsbestuur bepalen welke kunstenaars belangrijke opdrachten mogen
uitvoeren à
stadhuis wordt een totaalkunstwerk waarin alle kunstvormen op harmonieuze wijze
samenkomen. Een werk van Rembrandt van Rijn heeft er maar een aantal jaar
gehangen omdat het niet paste bij de andere, zuivere schilderijen door zijn
grove kwaststreken.
Rederijkers:
klassiek geschoolde
burgers, die de retorica beoefenen.
Nederlands
toneel komt in de 15e eeuw in hun handen
1637: bouw
Amsterdamse schouwburg (classicistisch amfitheater)
Opbouw van
een toneelstuk uit de 17e eeuw:
- Treurspel
- Klucht
Protestanten
willen orgels weg uit de kerken en alleen nog het éénstemmige gezang van de
psalmen. Orgels verstoren de verstaanbaarheid van de gezongen psalmen. De
orgels zijn gebleven; de stadsbesturen zijn de baas over de orgels, niet de
kerk. De kerk krijgt nog een functie: een plek waar men met elkaar kan kletsen.
H9: Romantiek in de 19e eeuw
19e
eeuw: tijdperk van industrialisatie, verstedelijking en toenemende armoede,
eenzaamheid van het individu in een anonieme maatschappij à romantiek ontstaat. Ongevoelige wereld
wordt ontvlucht door het scheppen van een denkbeeldige wereld.
Een follie is een bouwwerk dat met opzet nutteloos of bizar is. Een
folly is een niet-conventioneel gebouw, ongeschikt voor huisvesting of andere functies en geen een ander
doel dienend dan decoratie. De term folly is overgenomen uit het Engels waar het dwaasheid betekent. In Nederland wordt soms de
term vermaaksarchitectuur gehanteerd, waar men ook andere zaken
onder schaart zoals menagerieën en dierentuinen.
De Franse Revolutie had de idealen van de verlichting gestalte moeten
geven, maaar vanaf het begin raken revolutionairen verwikkeld in een onderlinge
strijd; Napoleon maakt hier gebruik van door zijn macht uit te breiden (kroont
zichzelf tot keizer in 1804), wordt verslagen in 1815. Vanuit Engeland
verspreidt zich de industriële revolutie à ontstaat veel verzet
tegen (bijv het Communistisch Manifest (1848) van Karl Marx).
Men gaat vluchten uit de werkelijkheid naar het verleden en naar
exotische, niet-westerse culturen. Steeds meer waardering voor het individu.
- Natuur speelt een
belangrijke rol in kunst.
- Emotie
Arts en craftsbeweging: om de scheiding tussen ontwerper en arbeider
tegen te gaan pleit Morris voor kleinere werkplaatsen, werkgemeenschappen.
Kunstenaars en arbeiders kunnen hier samenwerken aan hun producten. Het
samengaan van kunst en ambacht. Doel:
- Betere verdeling van de
welvaart, Bieden van een
alternatief voor het geestdodende werk in de fabrieken
- Leveren van
kwaliteitsproducten
Nadeel: alleen rijke burgers kunnen de ontwerpen betalen. Scheiding
tussen arm en rijk blijft dus bestaan.
Cuypers richt een school op met werkplaats volgens middeleeuws model.
Kunstenaars worden hier opgeleid tot ambachtslieden die nodig zijn voor de bouw
en de versiering van het Rijksmuseum.
Na 1820 bezoekt het nieuwe publiek (onontwikkelde, steeds rijker wordende
middenklasse) de opera in Parijs. Het spektakel spreekt een net zo grote rol
als de muziek in de grand opéra (thema niet meer uit de oudheid, maar
uit de Middeleeuwen. Manier van uitbeelden is romantisch: kleurig,
sprookjesachtig, volks, nationalistisch)
Eerste romantische ballet: De
Sylfide (1832).
- Hoofdpersonen komen uit
drie verschillende werelden (volkse, slechte bovennatuurlijke en goede
bovennatuurlijke wereld)
- Verrassend: voor het
eerst wordt een hoofdrol door een danseres van begin tot einde gedanst op
spitzen (zwevend effect)
- Ballet blanc: sprookjesachtige/bovennatuurlijke
wordt uitgebeeld (vliegmachines, witte tutu’s, glaslicht à magische sfeer)
De directie
vindt het schandalig dat in een familietheater de hoofdrolspeelster door haar
minnaar gedood zou worden (Carmen),
stuk moet een goede afloop hebben. Carmen bevat een exotisch gehalte (exotisme)
Wagner
beschouwt poëzie, decor, mise-en-scène, handeling en muziek als een eenheid of Gesamtkunstwerk.
Gooit bestaande regels van de opera overboord
- Vaste indeling in afgeronde nummers
verdwijnt à
oneindige melodie komt ervoor in de plaats.
- Zangpartijen zijn ingewikkeld
- Orkest heeft een begeleidende rol én
drukt uit wat de tekst zelf niet uit kan drukken
- Personage vertelt iets in woorden
waaraan de muziek vervolgens gekoppeld wordt; leidmotief.
Libretto: tekst van een opera, musical. Het
tekstboek.
Wagner laat
een nieuw operagebouw bouwen:
Festspielhaus (1876)
- Grijpt terug op voorbeeld van de
klassieke theaters
- Orkestbak wordt gedempt zodat de zangers
op het toneel zachter kunnen zingen waar gewenst.
- Licht van de lessenaars wordt niet
verspreid over het toneel à
meer lichteffecten mogelijk
- Publiek komt in het donker te zitten
Twee
ontwikkelingen in negentiende-eeuwse symfonische muziek:
- Absolute muziek: houdt vast aan de gangbare klassieke
muzikale vormen
- Programmamuziek: muziek die iets buitenaards wil
uitdrukken
Symfonisch
gedicht: een ééndelige
compositie voor orkest, gebaseerd op thema’s uit de literatuur, beeldende kunst
of op eigen ervaringen.
Tweede helft
van de 19e eeuw is er een balletrage in Moskou en St. Petersburg. De
amusementswaarde van de choreografie staat voorop en niet het uitbeelden van de
handeling. Alles lijkt te kloppen: betovering, kostuums, decors, muziek, etc…
Muziek
Muzikale
sterren uit de 19e eeuw zijn dominante, heroïsche figuren; blinken
uit als instrumentale solisten; accent op individu.
Het lichtere
vermaak bloeit; nieuwe rijken komen naar theaters om te genieten van melodrama:
aanduiding van een gesproken tekst met muzikale begeleiding > de held
overwint de schokkende gebeurtenis, happy end. Overdreven sentimentele inhoud
voor een theaterstuk.
Ander
populaire show: vaudeville-shows: verschillende onsamenhangende acts.
Alles is mogelijk zolang het netjes blijft. Een nummer mag niet langer dan 10
minuten duren
Dans
De wals is
de dans van het volk in de 19e eeuw. In die tijd was dit onzedelijk
gedrag. In midden 19e eeuw verandert het karakter van de wals:
melodieën worden langer, tempo van de wals wordt opgevoerd.
H10: Verslag van het alledaagse – realisme in de 19e
eeuw
Industrie
biedt de architectuur nieuwe mogelijkheden voor materialen als gietijzer en
staal. Architecten en ontwerpers worden nog sterk beïnvloed door de romantiek.
Er ontstaat in de periode een scheiding tussen kunst en techniek. Parijs wordt
in het midden van de 19e eeuw het symbool van de vooruitgang in de
wetenschap, cultuur, kunst, industrie.
Operette:
kleine, komische opera
waarin veel wordt gezongen en gedanst. Offenbach maakt de buitensporigheden van
de maatschappij belachelijk.
1830: nieuwe
belangstelling voor het landschap. Schilderen zonder het te verfraaien of te
verlevendigen met figuren. Nieuw begrip: ‘’en plein air’’. Hun voorbeeld: John
Constable à zoekt
steeds naar het waarneembare.
Keuze voor
landschap is romantiek, want idyllisch. Maar sommigen schilderen ook de
werkelijkheid op het platteland: hard werken à Realisme.
Wat in de
schilderkunst ‘realisme’ genoemd wordt, heet in de muziek ‘’verisme’’ (reactie
op belcanto, slechts gericht op het mooie) Verisme gaat op zoek naar
zangwijze die de inhoud meer tot zijn recht laat komen.
1851: eerste
wereldtentoonstelling in Londen, gericht op industriële product. Ook kan men
kennis maken met vreemde culturen.
De meeste
industriële producten op de internationale tentoonstellingen zijn gietijzeren
prullaria in gotische stijl.
Realisten
zoeken naar het juiste onderwerp, impressionisten zijn vooral geïnteresseerd in
het kijken op zich, als een objectieve registratie van kleur en licht,
onderwerp doet er niet toe (Monet). Snelle penseelstreken.
Vanaf 1850
ontwikkelt de fotografie zich. Impressionisten houden van fotografie omdat het
fototoestel hun idee benadert over objectief kijken. Andere inspiratiebron voor
de impressionisten: Japanse kleurenhoutsnede door afwijkende composities,
vlotte tekenstijl en harde kleurgebruik
Impressionistische
muziek: geen hoorbare thema’s, verschillende toonsoorten door elkaar.
Vermenging van de verschillende timbres is bepalend voor de klankkleur.
Het pointillisme:
schilderstijl ontwikkeld door Suerat, waarbij wordt gepoogd het lichtverlies
dat optreedt bij het mengen van verf, te elimineren door de verf ongemengd, in
stippen naast elkaar op het doek aan te brengen. Voor het oog mengen de stippen
zich tot nieuwe kleuren.
Expressionisme:
(Vincent van Gogh)
felle kleuren, tekenen en schilderen combineren, streepjes, contouren,
schilderen vanuit het gevoel.
Symbolisme:
niet-waarneembare
ervaringen te symboliseren in een waarneembare vorm. (Rodin).
Rond 1890
zoeken de architecten van de jugendstil naar decoraties die de integratie van
moderne materialen als gietijzer, staal en glas mogelijk maken.
- Vloeiende lijnen
- Asymmetrische, grillige patronen
- In 2D ontwerpen wordt plasticiteit en
diepte vermeden.
Jugendstil
wordt een rage. Wikipedia: ‘’Het
jugendstilornament is samengesteld uit motieven die gewoonlijk asymmetrische
composities vormen met een tweedimensionaal karakter, zoals men dit ziet op
meubels, sieraden, lampen, bedrukte stoffen enz. De belangrijkste
inspiratiebron van deze kunststroming is de natuur. De motieven zijn vaak
langstelige, gracieus gestileerde planten en bloemen (lelies, kelken, irissen,
papavers, rozenknop), vogels (zwanen, pauwen), libellen, de eivorm, wolken-
water- en rotspartijen, vaak gecombineerd met slanke vrouwengestalten.’’
Nationalisme speelt een belangrijke rol in de 19e eeuw.
H11: Spiegel aan
scherven – fragmentatie in de eerste helft van de 20e eeuw.
Twee wereldoorlog. Nieuwe uitgangspunten in de kunst. Politieke verwikkelingen
zorgen voor het rondtrekken van kunstenaars door Europa en de VS. Internationale
avant-garde zoekt steeds de confrontatie en maakt zich los van de maatschappij.
Schonberg breekt als een van de eersten met de regels van de klassieke harmonieleer
(daarin wordt beschreven welke tonen uit het octaaf gecombineerd kunnen worden
en goed in het gehoor liggen) à atonale muziek.
Schilder Kandinsky is onder de indruk en streeft naar een schilderkunst waarin
kleur, lijn en vorm op eigen kracht emoties bij de kijkers teweegbrengen (dus
niet de voorstelling). Zo ontstaat de abstracte kunst.
Waardering voor niet-westerse kunst groeit. Dat heeft er mee te maken
dat het Russische ballet in Parijs succes heeft.
In Le sacre du printemps is revolutionair (1913):
- Zwaartekracht vervangt
gewichtloosheid (de dansers stampen blootvoets op de vloer)
- Basisposities worden
niet meer gebruikt door Nijnisky
Wereld reageert woedend.
Martha Graham schrijft in 1984 een nieuw choreografie op de muziek van
le sacre. Maar dan met vloeiendere bewegingen dan die van Nijinksy, ze keert
echter niet terug naar het romantische ballet.
- Nadruk ligt op psychologische
drama
- Gevoelens van hartstocht,
frustratie of angst worden op expressionistische wijze uitvergroot zonder dat
er sprake is van een duidelijke verhaallijn.
- Belangstelling voor de psychoanalyse
van Freud.
- Contrast tussen
spanning en ontspanning (contraction en release)
- Zwaartekracht speelt
een belangrijke rol: zitten, liggen vallen
Veel invloed gehad op de moderne dans.
Jazz
Ragtime: gecomponeerde pianomuziek met in het ritme verrassende en
afwijkende accenten. Een strak metrum in de begeleiding, de melodie speelt
hiertegen in. ‘’Hit the note twice’’.
Cakewalk: een dans waarin de zwarten spotten het dansen van de blanken
imiteren.
Blues: vaste regels, zoals het twaalfmatig akkoordschema, slepende
tempo, drieregelige coupletten, droevige inhoud.
Rond 1915 beginnen blanke orkesten New-Orleans stijl te imiteren. De variant
op de vroege ‘zwarte’ jazz uit Storyville noemt men dixieland.
Pablo Picasso is gefascineerd door primitieve kunst à kubisme (losse, hoekige fragmenten.
Futuristisch Manifest (1909),, door Italiaanse publicist Marinetti,
roept kunstenaar op aansluiting te zoeken bij moderne ontwikkelingen.
Enkele kenmerken van het futurisme zijn snelheid, energie, agressie,
krachtige lijnen, vooruitgang en nieuwe technologie. Samen met het opkomende
nationalisme in alle Europese landen paste het futurisme in het
oorlogsenthousiasme dat kenmerkend was voor veel intellectuele en artistieke
kringen aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Futuristen verheerlijken oorlog.
Dada ontstaat in Zurich (Zwitserland) en New York (omdat deze
steden/landen buiten de oorlog blijven) (1917). De beweging was ongeveer tussen 1916 en 1920 op haar
hoogtepunt. De kunstenaars van dada hielden zich bezig met mengvormen van
beeldende kunst, poëzie, theater en grafisch ontwerp. De beweging toont qua
geesteshouding verwantschap met het nihilisme door het opzettelijk irrationele en
het ondergraven van de algemeen geaccepteerde standaarden.
Hoewel de beweging slechts
korte tijd heeft bestaan, is haar invloed zeer groot geweest. Dada is een kunst
net onder de realiteit. Kunstenaars hielden zich bezig met het gebruik van
voorwerpen die eigenlijk al bestonden. Zij maakten er net iets anders van dan
het eigenlijk moest voorstellen.
Het toeval
speelt een grote rol in dadaïstische kunst. Keert zich tegen oorlog en tegen
nationalisme (wat mede de oorlog veroorzaakte). Intuïtie en instinct winnen het
van verstand.
Surrealisme:
(1924) roept op tot het
verbeelden en uitbeelden van een hogere realiteit achter de uiterlijke verschijningsvorm.
Belangstelling voor droom, visioen en erotische fantasieën. Automatisme en
trompe-l’oeilschilderkunst.
Automatisme: het maken van een kunstwerk op een
zodanige manier dat het bewuste, verstandelijke zovele mogelijk is
uitgeschakeld ten gunste van het intuïtieve, onbewuste en spontane. Het automatisme
leidt bijna altijd tot abstracte kunstwerken. Uitbeelding van surrealiteit.
H12: Opmars van vooruitgang
Suprematisme: schilderstijl ontwikkeld door de
Russische kunstenaar Malevich. Volgens abstracte kunst met geometrische figuren
als vormelementen. Doel: opwekken van pure – niet aan de werkelijkheid
gekoppelde – gevoelens. Tussen 1915-1924
1917; tsaar
wordt afgezet. Kunstenaars ondersteunen de revolutie en storten zich
enthousiast op de vormgeving van propaganda, monumenten en alledaagse
voorwerpen. Uitgangspunt: politieke breuk met het verleden moet zich vertalen
in een breuk met de traditionele opvattingen over kunst en vormgeving.
Constructivisme: kunststroming, ontwikkeld in Rusland
vanaf 1915 met accent op (experimenteel) materiaalonderzoek en constructie.
Abstracte, veelal ruimtelijke kunst. Vanaf 1920 verspreidt d invloed zich over
de rest van Europa, terwijl het in de Sovjet-Unie volledig geïsoleerd raakt en
later zelfs verboden wordt.
Tot de
revolutie moest alles er zo echt mogelijk uitzien in het theater (naturalisme)
à veel
decorwisselingen. Naturalisme is een vorm van lijsttoneel: tussen de
zaal, die verduisterd wordt, en het toneel is een denkbeeldige vierde wand en
het publiek wordt nooit direct aangesproken. Stanislavskymethode: alles
zo echt mogelijk. Acteurs moeten niet alleen hun emotie uitbeelden, maar ook
voelen.
Na de
revolutie keert Meyerhold zich tegen het naturalisme:
- Het publiek moet zich realiseren dat wat
er op het toneel gebeurt, niet echt is
- Abstract, decorwisselingen zijn niet
nodig
- Verkleden is niet nodig
- Biomechanica: door Meyerhold ontwikkelde bewegingsleer
voor toneelspelers. Training omh et menselijk lichaam op mechanische wijze, als
machine, te kunnen inzetten op het toneel. Het lichaam wordt meer als materiaal
gezien dan als expressief middel.
- Hoog tempo
- Constructivistisch theater
In
Duitsland: episch theater: theatervorm in de jaren twintig in Duitsland
ontstond met een duidelijke politiek-maatschappelijke achtergrond. Spreekt
eerder het verstand dan het gevoel van de toeschouwer aan.
De Stijl: (1917-1932) groepering Nederlandse
kunstenaars rond het tijdschrift ‘’De Stijl’’. Uitgaande van strenge vormgeving
formuleerde De Stijl uitgangspunten voor beeldende kunst, architectuur en
toegepaste vormgeving.
- Innerlijke rust (contrast met de Eerste
Wereldoorlog)
- Piet Mondriaan
Bahaus (1919): toegepaste kunsten en
industriële inrichting.
- Primaire kleuren en geometrische vormen
- Belangrijke rol is de industrie
- Massaproductie
- Originele materiaalkeuze
- Producten zijn bedoeld voor de massa,
maar sluiten niet aan bij wat de massa mooi vindt
CIAM: (Congrès Inernationaux d’Architecture
Moderne) Opgericht in 1927 om gemeenschappelijke richtlijnen te ontwikkelen
voor nieuwe architectuur. Het Nieuwe Bouwen is de naam van architecten
die zich laten beïnvloeden hierdoor. Constructivisme, Bauhaus en de Stijl zijn
belangrijk voor hen.
- Functioneel: Geen historische
stijlcitaten; geen decoraties; geen onnodige dure imponeermaterialen (maar glas
en staal)
Attractiemontage: de betekenis van het ene filmbeeld
wordt bepaald door de toevoeging van andere beelden die enerzijds niets te
maken hebben met het vorige beeld, anderzijds toch het vorige beeld betekenis
geven.
Kabukitheater: Japanse theatervorm ontstaan in de 17e
eeuw op basis van volkstoneel en het no-theater. Dans, muziek, declamatie en
acrobatiek vormen de basis van deze theatervorm waarin het spektakel niet wordt
geschuwd.
1932: Stalin
verbiedt alle avantgardistische kunstuitingen.
Nazi’s haten
moderne kunst, zij willen begrijpelijke kunst voor iedereen.
H13: Hollen of stilstaan
Na de tweede
Wereldoorlog vroeg men zich af ‘’hoe het verder moest met de kunst’’. Na WO II
staan de VS als model voor het nieuwe welvaartsdenken.
Eenakter: toneelstuk in één bedrijf waarin de
opbouw rechtlijniger en compacter is dan een stuk met meer bedrijven
Existentialisme:
20e-eeuwse
richting in de wijsbegeerte waarvan Heidegger de grondlegger is. Sartre en
Camus zijn de belangrijkste vertegenwoordigers. Het existentialisme leert dat
de mens de zin van het leven niet ken. Het feit dat hij bestaat is op zich al
zinvol.
Er komen
theaterstukken die breken met klassieke theaterwerken als ene logische opbouw
en een betekenisvolle tekst. De absurdistische theaterstukken die in Parijs
worden opgevoerd zijn even onlogisch en absurd als het leven zelf.
Butoh: in Japan ontwikkelde expressionistische dansvorm die
ontstaat in de jaren ‘50. Begrippen als dood, wanhoop en vernietiging staan
vaak centraal. Vaak zijn de dansers naakt of hebben ze een kaalgeschoren hoofd.
Grondlegger: Tatsumi Hijikata.
Na WO II wordt Europa overspoeld met Amerikaanse films die tijdens de
oorlog niet te zien waren à inspiratiebron voor jonge kunstenaars.
Maar weinig geld, gebrek aan faciliteiten, etc. Er ontwikkelt zich een
kleinschaligere filmindustrie
- Kunstzinniger
- Minder rond grote internationale
filmsterren gebouwd; hoeven niet ‘’knap’’ te zijn
- Verhalen minder
afgerond
- Films lijken geen
begin/einde te hebben
- Italiaanse en Franse
cinema hebben grote invloed
Italië: na oorlog: neorealisme (amateuracteurs, weinig gebruik
van filmische technieken)
Frankrijk: nouvelle vague: rond 1959, heel persoonlijk en vaak
experimenteel (jumpcut-montage)
Muziek
Een deel van de avant-gardecomponisten bouwt verder op de ideeën van
Schonberg. Twaalftoonstechniek ontwikkelt zich verder in de jaren 50 tot seriële
muziek: niet alleen noten worden in reeksen vastgelegd, ook toonduur,
sterke, klankkleur en manier van aanslaan
- Wiskundige manier van
componeren; muziek lijkt toevallig tot stand gekomen en ongeordend
- Is niet een uiting van
gevoel maar een denkproces.
Ook wordt het gebruik van elektronica steeds meer gebruikt in de muziek.
Musique concrète: Franse muziekstroming die veelal gebruikmaakt van alledaagse
geluiden die met behulp van elektronica worden bewerkt tot composities.
In de VS ontwikkelt de jazz zich langzaam van dans- tot luistermuziek.
Rond WO II waaide de blanke jazz, de swing, over naar Europa. Swing
borduurt voor op de New Orleansstijl, jonge zwarte muzikanten ontwikkelen in
kleine bandjes een ongepolijste, hoekige stijl: de bebop. Tegenhanger: cool
jazz: veel minder snel en uitgelaten dan de bebop, helderheid + pure klank,
ritme minder nadruk.
Rond jaren ’50 eerste Amerikaanse kunststroming: abstract
expressionisme. Expressiviteit en improvisatie zijn kenmerkend voor deze
stroming. Verder hebben de schilderijen vaak een groot formaat.
Binnen het abstract expressionisme is er ook een groep schilders van wie
het werk helemaal niet expressief lijkt. Colourfield painting: meestal
bestaan de schilderijen uit grote, monochrome kleurvakken die extra
expressiviteit krijgen omdat ze laag over laag worden opgebouwd.
Cobra: kunstenaarsgroep met leden uit Kopenhagen, Brussel en
Amsterdam. Herkenbare, kleurrijke stijl beïnvloed door primitieve culturen of
kindertekeningen (Karel Appel)
Cobra schafte alle kunstregels af.
Assemblageschilderij: schilderij dat naast verf bestaat uit allerlei andere
materialen die op of aan het platte vlak bevestigd zijn.
H14: Zoektocht naar
essentie
Vanaf 1950 zijn veel kunstenaars onafhankelijk van politiek en
opdrachtgevers, dus zij grijpen de kans hun visie tot het uiterste door te
voeren à kunst is soms onherkenbaar of verdwijnt
zelfs. Het begrijpen en herkennen van kunst wordt er voor het publiek niet
makkelijker op. De conceptuele kunstenaars zijn in twee groepen te verdelen:
1. De groep die
geïnteresseerd is in het idee dat ten grondslag ligt aan een kunstwerk
2. De groep die zich
bezighoudt me de vorm van het kunstwerk.
In de muziek van John Cage is toeval het leidende principe en staat
daarmee haaks op de seriële muziek.
De dans van Cunningham is niet verhalend of symbolisch. Hij ziet dans
als uitbreiding van lopen. Ook toeval speelt een grote rol (gooien muntstuk
bijv).
Vooral voor de dans zijn happenings een keerpunt. NY wordt het mekka
voor de avant-gardedans en Cunningham de goeroe van de pure dans:
anti-expressionistische dans, waarbij formele aspecten voorop staan. Wordt
verder uitgewerkt door het Judson Dance Theatre. Zij benadrukken steeds het
gewone, terloopse. De dansbewegingen zijn nie ingewikkeld, en als er al muziek
is, wordt er nadrukkelijk niet op gedanst. Judsondanseres Trisha Brown laat
haar dansers bewegingen uitvoeren aan kabels om de zwaartekracht te benadrukken.
Door de komst van de TV loopt het (film)theaterbezoek in de VS terug à grote theaters kunnen zich dit niet permitteren à nieuwe theatercollectieven zoeken dus mogelijkheden om toch
te kunnen spelen à ontstaat een nieuwe circuit van kleine
zaaltjes, buiten de grote theaters. Deze kleine zaaltjes maken het
experimenteren nog meer mogelijk.
Living Theatre maakt nauwelijks onderscheid tussen kunst en leven. The Connection is een hard realistisch
stuk over drugsverslaafden en dealers. Living Theatre maakt fysiek theater:
theatervorm waarin lichaamstaal en mime een belangrijke rol spelen.
O.a. Joseph Beuys maakt performances: handeling/actie van een
kunstenaar in het bijzin van het publiek, waarbij vooraf een concept bedacht
is. Meestal is de handeling niet verhalend en kan het publiek in en uit lopen.
De handeling is vaak eenvoudig, maar de betekenis complex. Kunstenaar: Joseph
Beuys, Ulay & Abramovix. De eerste perfomances vonden plaats in de jaren
60.
Nouveau Réalisme: stroming in de beeldende kunst die ontstaat in Frankrijk in
1960. De werken kennen vaak een ironische betekenis en zijn vaak gemaakt van
alledaagse (afval) materialen. Kunstenaars: Yves Klein, Jean Tinguely, Christo.
Landart: beeldendekunstvorm waarin het landschap zelf het
belangrijkste onderdeel van het kunstwerk is. Kunstenaars doen ingrepen in het
landschap, of nemen het letterlijk mee naar het museum à Richard Long brengt zijn herinneringen van wandelingen in
onherbergzame gebieden letterlijk de museumruimte binnen. Rechthoeken en
cirkels van nauwkeuring bij elkaar geplaatste stenen of drijfhout contrasteren
met de strakke museumzaal.
In het begin van de jaren zestig ontstaat er een groep (arte povera,
‘’armoedige kunst’’) Italiaanse kunstenaars die, geinspireerd door Manzoni
(blikte z’n eigen schijt in), de dan geldende kunstorde afwijzen. Ze beschouwen
de invloeden uit de VS als een verarming van de kunst. Ze streven naar
eerherstel voor de Europese kunst. Arte povera zoekt naar een logisch samengaan
tussen cultuur en natuur.
Tegenhanger van de kunst waarin het idee voorop staat is de minimale
kunst: benaming voor
beeldendekunststroming waarin vorm en inhoud zijn teruggebracht tot een
minimum. De uitstraling is meestal onpersoonlijk, industrieel en geometrisch.
Veel herhaling
Minimale
kunstenaars werken vaan met basisvormen (bol, kegel, cilinder en kubus).
Spielatten: houten raamwerk waarover het
beschilderde of te beschilderen doek gespannen is.
Minimal
music: Amerikaanse
muziekstroming waarin veelvuldige herhaling van melodische en ritmische
motieven centraal staat. Vaak zijn er invloeden van primitieve culturen. Veel
herhaling.
Videodans: combinatie van dans en film, waarin
beide elementen aan elkaar gelijk zijn.
H15: Massamedia, vermaak en verzet
Als we
populaire muziek, soaps, musicals en films ook als kunst beschouwen, is de
invloed op het alledaagse leven nog nooit zo groot geweest.
Hoorspel:
tot de komst van de
televisie een populaire vorm van radio. Voorloper van comedy en soaps op tv. De
rollen worden in de studio ingesproken. Speciale geluidseffecten verhogen de
spanning.
De komst van
de geluidsfilm in 1927 leidt de ‘Golden Age of Hollywood’ in, die eindigt in de
jaren 50 als het publiek massaal kiest voor de TV. Amerikaanse filmproductie is
in handen van een beperkt aantal grote filmmaatschappijen (Studio system)
- Beperkt mogelijkheid om onafhanekleijke
films te maken
- Buitenlandse films worden uit de bios
geweerd.
Production
code: censuur die de
filmindustrie in de VS zichzelf oplegde en die van invloed was op bijna alle
Holluwoodfilms die gemaakt zijn tussen 1930-1968. De production code schreef
voor wat in deze films wel en niet acceptabel was. In Hollywood heeft de
producent het laatste woord, niet de regisseur. Dat bevalt Hitchcock niet en
hij begint een eigen productiemaatschappij à onafhankelijke regisseur à een van de eerste filmauteurs (dwz:
drukt een eigen stempel op zijn films)
In
Hollywoord draait alles om het maken van winst. In western is goed en
kwaad duidelijk verdeeld en de mannelijke held zorgt er altijd weer voor dat
aan het einde het goede zegeviert. In het melodrama zoekt een vrouw een
bestendige liefde, deze wordt altijd gevonden.
Als de TV
komt, is het belangrijk de aandacht van de kijker vast te houden. Hiervoor
wordt gebruik gemaakt van cliffhangers tussen de reclameblokken door
bijvoorbeeld. Populaire serie (soap: serie die je moet volgen van dag
tot dag omdat de verhalen niet binnen één aflevering afgerond worden): Batman.
Rhythm-and-blues:
verzamelnaam voor
zwarte dans en amusementsmuziek. Ontstaan als vermenging van blues en
gospelzang. Vooral populair in de jaren vijftig en zestig in de zwarte
Amerikaanse gemeenschap.
Rock-‘n-roll: muziekgenre ontstaan in de jaren
vijftig uit rhythm-and-blues en country en in die zin een verbinding tussen
blanke en zwarte muziek. Ten opzichte van de toen bestaande muziek ritmisch en
rauw. Begin van de popmuziek. Kortweg: rock, wordt ook wel gebruikt als
algemene aanduiding van popmuziek.
Na West Side Story kiest Broadway steeds
vake voor onderwerpen die ertoe doen.
Popart: stroming in de beeldende kunst vanaf
1955. Pop slaat niet op de populariteit van de kunst maar op de keuze van
onderwerpen uit populaire massamedia.
Kunst is
voor een steeds kleiner publiek toegankelijk, maar popart overbrugt die kloof
door massamedia als onderwerp te kiezen.
- Kunstenaar als individu telt niet
- Kopiëren van afbeeldingen levert
onderwerpen op die voor iedereen herkenbaar zijn: reclamebeelden, pop- en
filmsterren
- Geciteerde afbeeldingen worden verknutseld
en vervreemd
- Collage, assemblage, herhalingen of
herscheppingen in andere materialen of formaten.
Raymond
Loewy ontwierp vele ontwerpen voor producten in Amerika (Coca-Cola, Shell,
Lucky Strike).
The Beatles
en The Rolling Stones zijn bekende Engelse bands. Britse beatmuziek is simpele
en ongepolijste muziek met aanvankelijk onschuldige teksten. De beat bestaat
uit accenten op de 2e en 4e tel van de vierkwartsmaat.
Popmuziek wordt
mede bepaald door uiterlijke kenmerken, bijvoorbeeld lang haar.
Er worden
allerlei manieren bedacht om te provoceren, bijvoorbeeld de minirok voor
meisjes.
Mede door
Bob Dylan klinkt in de tweede helft van de jaren zestig de popmuziek steeds
vaker protest en politieke stellingname door.
Verlangen en vertrouwen dan het in de toekomst beter wordt: flowerpower.
Psychedelische
rock: benaming voor
progressieve rock eind jaren zestig waarin geëxperimenteerd wordt met voor
popmuziek afwijkende instrumenten en met geluidstechnische foefjes. In plaats
van dansmuziek is dit muziek om naar te luisteren al dan niet onder invloed van
drugs. De term is nauw verbonden aan het hippietijdperk.
Punstgewijze samenvatting (met uitzondering van de burgercultuur):
Aktie
Tomaat: protestactie in
1969 van jonge acteurs en regisseurs tegen de bestaande situatie in de
theaterwereld, die – in hun ogen – te elitair was en maatschappelijk engagement
miste.
Notenkrakersactie: actie in 1969 waarin het gebrek aan
actualiteit in het muziekleven en de eenzijdige concertprogrammering van de
gevestigde muziekinstellingen worden aangevallen.
De Brakke
Grond van toneelgroep Studio (1962) staat model voor wat nu in Nederland het vlakke
vloertheater wordt genoemd: theater zonder duidelijke scheiding tussen de
publieksruimte en de speelruimte; hierdoor kan de speelruimte in de
theaterruimte overal zijn; alleen de publieksruimte moet verplaatst worden. Ook
wel black boxtheater genoemd; in tegenstelling tot lijsttoneel.
Theatergroepen BEWTH en Het Werktheather zetten stappen op weg naar locatietheater
(voorstelling die specifiek gemaakt is voor een bepaalde locatie anders dan de
bestaande theaterzalen) en zijn ook illustratief voor de wens theater niet te
isoleren van andere facetten van de samenleving.
In de musicals op Broadway maakt de populaire podiumdans een snelle
ontwikkeling door. In het begin is dans in de musical vooral een tussendoortje
tussen gespeelde of gezongen scènes. De danseressen vormen in deze musicals een
chorus line en voeren als groep op routine identieke pasjes uit die
stammen uit de wereld van revue. George Blanchine zorgt ervoor dat de rol van
dans in musical belangrijker wordt (rond 1936). Dansers moeten leren werken met
uitgeschreven choreografieën, wat tot dan toe niet gebruikelijk is bij musical.
Balanchine vernieuwt ook klassiek ballet: tutu’s worden vervangen door
trainingspakken
Jerome Robbins maakt geen onderscheid tussen dansers en spelers (West
Side Story).
Fosse voegt aan de danstaal van Balanchine en Robbins jazzachtige dans
toe die herinneringen oproept aan vauvedille: kort toneelspel met zang
en orkestbegeleiding
Zelf dansen (gezelschapsdans) is in de eerste decennia na WO II
een belangrijk onderdeel van de generatiegebonden subculturen. Verzet tegen
rock-‘n-roll behelst vooral de manier waarop er op deze muziek gedanst wordt (vooral
bewegingen van het bekken).
Chubby Checker komt vervolgens met een nieuwe rage: The twist. Er
wordt niet meer gedanst in paren en er is weinig lichamelijk contact. Verder is
de twist even sensueel als z’n voorganger.
Vanaf 1965 wordt soul de toonaangevende dansmuziek. Soul:
Afro-Amerikaanse muziekstijl die ontstaan is uit kerkgezang waaraan het ritme
van rhythm-and-blues wordt toegevoegd. Vergeleken met andere popmuziek zijn te
teksten onschuldig en de danspasjes keurig en ingestudeerd.
Funk: soul waarbij het accent ligt op de ritmesectie met vaak
herhaalde akkoorden. Uitermate geschikt als dansmuziek. Bijvoorbeeld: James
Brown.
Disco: dansmuziek met stuwend ritme voorgekomen uit soulmuziek. Populair
geworden eind jaren 70. Invloedrijk op verdere ontwikkeling in dansmuziek,
zoals house en dance.
Symfonische rock: benaming voor rockmuziek waarin de opbouw van een nummer, arrangementen en zang associaties oproepen met klassieke (symfonische) muziek (Queen).
Symfonische rock: benaming voor rockmuziek waarin de opbouw van een nummer, arrangementen en zang associaties oproepen met klassieke (symfonische) muziek (Queen).
Pop jaagt amper mensen nog op de kast. Reggae (muziekstijl
ontstaan in Jamaica. Nadruk op tweede en vierde tel van een vierkwartsmaat
(afterbeat). Het ritme van de reggae klink – vanaf eind jaren ’60) in veel
westerse popmuziek door de oorspronkelijk Jamaicaanse reggae, de roostreggae,
kenmerkt zich door sociaal of politiek getinte texten) lukt dat nog wel.
Punk: stroming in de popmuziek. Eind jaren zeventig ontstaan in
Groot-Brittannië als reactie op de toen populaire commerciële en industriële
popmuziek. Eenvoudig instrumentarium en shockerende teksten zijn kenmerkend. In
breder verband: benaming voor jongerencultuur die zich, wat betreft ideeën en
uiterlijk, afzet tegen middelmaat en burgerlijkheid.
New wave: benaming voor popmuziek die rond 1980 de stijlkenmerken van
de vroege punkmuziek verder ontwikkelt en invloeden verwerkt uit de
elektronische muziek, disco en popmuziek uit de jaren zestig. Ook wel postpunk
genoemd.
H16: zappen door een
labyrint
1989: val Berlijnse muur.
De wereld wordt steeds meer een smeltkroes van culturen. Nieuwe (media)technologieën
spelen hierbij een grote rol. Vele mensen hebben het gevoel het contact met de ‘echte
wereld’ te verliezen door de komst van satelliet-tv omdat tv en pc vaak een
vervormd beeld van de werkelijkheid geven. Maar techniek biedt ook ruimte voor
een eigen visie. Deze kan makkelijk verspreid worden.
Installatie: een kunstwerk waarbij de ruimte waarin tentoongesteld wordt,
bij het kunstwerk betrokken is.
Guerillakunstenaar: kunstenaar die veelal maatschappelijk geëngageerde kunst
ongevraagd en vaak illegaal laat verschijnen op openbare plekken. Sommige guerillakunstenaars
komen voor uit de graffitiscene.
Vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw is een kale
functionele vormgeving kenmerkend voor de moderne architectuur: ‘’less is more’’.
Tegen 1980 treden er barsten op in het modernisme; ‘’ less is a bore’’. Jencks
vindt versieringen juist nodig om een gebouw een eigen karakter te geven. Zo
wordt een gebouw sneller onthouden door de voorbijganger. Pleit voor: postmodernisme:
gaat, in tegenstelling tot het modernisme, uit van de onmogelijkheid grote utopieën
te verwezenlijken. Postmodernisme benadrukt dat maatschappelijke en persoonlijk
ontwikkelingen instabiel zijn en door veel – vaak tegengestelde – culturele factoren
wordt bepaald. Als stijlaanduiding in de kunsten geeft het begrip aan dat een
veelheid van stijlen en uitgangspunten wordt gecombineerd in één kunstwerk.
Modernisten zouden gruwen van Les
Espaces d’Abraxas (een wooncomplex gebouwd in klassieke stijl) omdat
er in hun ogen totaal geen verband meer is tussen functie en vorm.
Veel kunstenaars realiseren zich dat het vernieuwen van de kunst
nauwelijks meer mogelijk is, alles is immers al een keer gedaan. Velen zien dit
als beginpunt; kunst is bevrijd van de dwang altijd origineel te moeten zijn. Kenmerken van deze postmoderne kunsthouding:
- Verschillende stijlen
worden door elkaar heen gebruikt
- Letterlijke citaten en kopieën
van bestaande werken
Pulpfilms: relatief
goedkoop gemaakte commerciële genrefilm die over het algemeen als weinig bijzonder
of vernieuwend beschouwd wordt. Bekende pulpgenres zijn kunfufilms uit Hongkong
en goedkoop gemaakte actie- en horrorfilms. Het woord ‘pulp’ is afgeleid van
het goedkope papier waarop wegwerpromans werden gedrukt in de jaren vijftig en
zestig van de twintigste eeuw.
Eclectisch:
streven om
verschillende denkwijzen, werkwijzen, stijlen te versmelten tot iets nieuws. Waarbij
de beste elementen uit andere stijlen bijeengebracht zijn.
Fotografie
leek bij uitstek het medium waarmee de werkelijkheid ‘neutraal’ vastgelegd kon
worden. Richard Princes cowboyserie toot aan dat de fotografie die status
allang verloren heeft: foto’s tonen ons niet de werkelijkheid en kunnen
bovendien door iedereen bewerkt worden voor eigen gebruik.
Hiphop: muziekcultuur die tussen 1970-1980
ontstaat in New York en bestaat uit de vier elementen: mc-ing, dj-ing, graffiti
en breakdance.
Samples: in de popmuziek zijn het
geluidsfragmenten verzameld en opgeslagen op band of schijf voor hergebruik in
bijvoorbeeld remix.
Mc: master of ceremony. Moedigt oorspronkelijk
het publiek aan om te dansen, groeit uiteindelijk uit tot de rapper. Term uit
de hiphop
Scratchen: techniek waarbij door het snel met de
hand heen en weer draaien van een grammofoonplaat ultrakorte stukjes van deze
plaat kunnen worden toegevoegd aan de muziek die op dat moment op het podium
wordt gespeeld.
Samplers: muziekinstrument dat geluidsfragmenten
kan opnemen, bewerken en afspelen.
Gangstarap: in Amerikaanse getto’s ontstane hiphopvariant
waarin het leven aan de zelfkant van de samenleving centraal staat. Wordt soms
verweten dat ze een slechte invloed hebben op de jeugd omdat ze bijv rappen
over drugs.
R&b: rond 1990 ontstane combinatie van hiphop
en soulmuziek, waarbij meestal gezongen wordt in plaats van gerapt. Niet te
verwarren met rhythm-and-blues uit de jaren vijftig van de twintigste eeuw.
Subcultuur: cultuur die naast de algemene cultuur
bestaat. Groep met eigen afwijkende normen, waarden en doelen.
Parallel aan
de hiphop ontstaat in de VS house: elektronische dansmuziek die rond
1980 ontstaat in danceclubs in Chicago. Kenmerk van house is de basdrum op elke
tel van de maat.
VJ: Afkorting van videojockey. In de
navolging van de dj’s mixt de vj bestaand en eigen beeldmateriaal tot
animatieclips die in de clubs als ondersteuning voor de dansmuziek worden
geprojecteerd.
Omdat house
zich snel vertakt in subgenres waaronder de minimalistische techno
(elektronische dancemuziek die tegelijkertijd opkomt met de house maar dan in
Detroit. Techno klink minimalistischer en industriëler dan house.) uit Detroit,
voldoet house niet meer als koepelbegrip en spreken we van ‘elektronische
dansmuziek’, kort: dance
LCD
Soundsystem lijkt het recept gevonden te hebben om zowel het dance- als het
rockpubliek te bekoren. De band combineert rockinstrumenten met simpele
elektronica tot een soort gruizige disco.
Guerrilla
Girls is een Amerikaans collectief van vrouwen die kunst gebruiken als platform
voor maatschappijkritische thema’s, vaak met een feministische lading.
Leden zijn anoniem en dragen bij openbare optredens gorillamaskers.
Confronteren de kunstwereld waarin de blanke man de belangrijkste machtsfactor
lijkt te zijn.
Beging
twintigste eeuw komen er steeds meer vrouwelijke kunstenaars.
In de clips
van Madonna worden klassieke vrouwenrollen vaak omgedraaid: zij is de macho,
neemt leiding en is seksueel agressief.
Sinds popart
zich nadrukkelijk ging bedienen van de beeldtaal van de reclame, is de grens
tussen reclame en kunst steeds verder vervaagd; bepaalde reclamestukken komen
soms in musea terecht omdat ze als kunst beschouwd worden.
Er is geen
onderscheid meer tussen high culture en low culture.
Ook de
opkomst van de massamedia en de computertechnologie is herkenbaar in de kunst.
Jan Dibbets liet een haardvuur op het tv-scherm verschijnen. Het is een ironisch
commentaar op de dagelijkse overvloed van televisiebeelden.
Aan het
begin van de eenentwintigste eeuw ontstaat het nieuwe genre van de realitysoap:
reeks televisieprogramma’s, vergelijkbaar met de soap, maar de inhoud is niet
verzonnen maar werkelijkheid.
Het
toverwoord voor velen die de game- en computertechnologie een warm hart
toedragen is, virtual reality: bij deze techniek wordt een beeld
geschapen die niet echt is, maar waar je wel doorheen kun wandelen, dingen kunt
oppakken en zelfs mensen kun ontmoeten. Door het toepassen van 3D
animatietechnieken wordt de gebruiker steeds meer in de virtuele wereld
betrokken.
Videoprojecties
en allerlei vormen van interactieve elektronica worden ook in toenemen mate
gebruikt in danss- en theatervoorstellingen. Het gebruik van nieuwe
technologieën heft de grenzen tussen muziek, spel, dans en decor vaak op,
waardoor wel gesproken wordt van multimediatheater.
Ervaringstheater: theatervorm waarin de persoonlijke
(vaak fysieke) ervaring van de bezoeker een belangrijke plaats inneemt. De
bezoeker wordt letterlijk in het spel betrokken of aangezet tot eigen
initiatief. Veel ervaringstheater speelt zich af op locatie.
Roadmovie:
film die zich
grotendeels op de weg of onderweg afspeelt. Het reizen loopt vaak parallel aan
de ontwikkeling van het verhaal.
Wanneer de
film Slumdog Millionaire een oscar wint komt er een ingewikkeld multicultureel
dilemma in beeld: mogen kunstenaars zomaar putten uit ‘andermans’ culturele
traditie?
Bollywood is de populaire naam voor een van de
grootste filmindustrieën ter wereld in Mumbai, India.
De belangstelling
voor Indiase cultuur vanuit het westen valt te verklaren: in de jaren zestig
van de vorige eeuw was de ‘love generation’ geïnteresseerd in met name de
spirituele kant van India. (Beatles experimenteerden met Indiase instrumenten
bijvoorbeeld.)
Tabla: trom uit India. Bestaande uit een
cilindervormige en een conische trom, die elk verschillend gestemd zijn. Tabla
wordt vaak gebruikt om de sitar te begeleiden.
Punstgewijze samenvatting (met uitzondering van de burgercultuur):
CULTUUR VAN ROMANTIEK EN REALISME
In de 19e eeuw
Romantiek:
-
Ontstaan vanuit industriële revolutie, Amerikaanse
revolutie, Franse revolutie
-
Reactie op strenge rationaliteit van de
Verlichting
-
Persoonlijke beleving
-
Het verhevene
-
Uitdrukken van expressie
-
Verbeelden of verklanken van verhalen (mythen,
legenden, sprookje)
-
Escapisme
-
Natuur – sublieme landschap
-
Exotische
-
Sprookjes, mythen, sagen
-
Het verleden (nationalisme)
-
Dromen
-
Opdrachtgevers: rijke burgers, adel, staat
Realisme:
-
Meer een houding dan een stijl
-
Werkelijkheid wordt niet mooier afgebeeld, kan
wel een persoonlijk accent bevatten
-
Verschil met naturalisme: naturalisme wordt zo
natuurgetrouw weergeven
Muziek:
-
Absolute muziek (harmonieleer)
-
Programmamuziek (‘’buitenaardse’’ muziek)
-
Dramatiek; symfonie; opera (Wagner)
Dans:
-
Spitzen; tutu’s
-
Zweefsprongen; pas de deux; corps de ballet
Beeldende kunst:
-
Neoclassicisme
-
Realisme
-
Impressionisme
-
Postimpressionisme
-
Symbolisme
Architectuur:
-
Neoclassicisme
-
Neostijlen
-
Ingenieursbouwkunst (Eiffel)
Theater:
-
Historiciteit
-
Naturalisme
-
Realisme
-
Soms leidmotief
CULTUUR VAN HET MODERNE
In de eerste helft van de twintigste eeuw
-
Op zoek naar vernieuwing
-
Origineel en onafhankelijk willen zijn
-
Geloven dat kunst de maatschappij kan verbeteren
(utopie)
-
Op zoek naar de essentie van kunst
(abstract!!!!)
-
Van het materiele naar het geestelijke
-
Kunst laboratorium; zoeken naar nieuwe
materialen en hun eigenschappen
Muziek:
-
Expressie
-
Vervreemding (Schonberg)
Beeldende kunst:
-
Abstract
-
Expressie; vorm, verhouding
-
Surrealisme en dadaisme
Architectuur:
-
Abstract; functionalisme, zakelijkheid
-
Nieuwe materialen en hun eigenschappen (bauhaus)
Theater
-
Abstractie/expressie
-
Vervreemding
-
Hollywoodfilms als amusement, theatershows
-
Maatschappijkritiek
Dans
-
Expressie als leidraad voor kunst
-
Abstractie: mens en ruimte
MASSACULTUUR & POSTMODERNISME
In de tweede helft van de twintigste eeuw
De massacultuur:
-
Onpersoonlijkheid en oppervlakkigheid
-
Men heeft meer geld te besteden à consumptiemaatschappij
-
Massacultuur: vanaf de jaren zestig ontstane
overheersende cultuur die door de smaak van de grote massa bepaald werd.
-
Massamedia belangrijk voor verspreiding
massacultuur
-
Pop-art en postmodernistische kunst
-
Kopiëren, plagiaat
-
Jongerencultuur die zich afzette tegen de
gevestigde orde.
einde.