Labels

zondag 23 april 2017

Kunst algemeen samenvatting vwo examen 2017

H7: Burgercultuur
17e eeuw: Gouden Eeuw (Nederland is een Republiek sinds 1648).
1585: val van Antwerpen à kooplieden vluchten naar Amsterdam à Amsterdam neemt de rol van Antwerpen over.
Calvinistische kerk: simpel
-       Simpel
-       Rustig
Dit heeft veel overeenkomsten met de zuivere klassiek architectuur.
Kunst:
-       Rijke burgers kunnen kunst betalen en richten hun huizen luxe in.
-       Meubels, schilderijen, beeldhouwwerken, tapijten, goud- en zilverwerk
-       Kunstkamer: Eigentijds Nederlands
-       Rijke burgers kopen exotische kunst
-       Alledaagse schilderen, soms diepere betekenis

Vijf schilderkunstige genres uit de zeventiende eeuw:
1.    Historiestuk: een schilderij dat een afbeelding geeft van een Bijbels, mythologisch, historisch, allegorisch of literair tafereel
2.    Portret
3.    Genrestuk: voorstelling uit het dagelijks leven
4.    Stilleven (Vanitasstilleven: stilleven met een waarschuwende boodschap):
5.    Landschap

Functie kunst voor rijken:
-       Financiële positie tonen
-       Maatschappelijke positie tonen
-       Spaarpotje voor later

Rijke burgers verstrekken opdrachten en lagere klassen kopen kant-en-klare kunstwerken, vaak bestemd voor woonhuizen met geringe afmetingen. Alledaagse onderwerpen, maar hebben vaker een diepere betekenis in schilderijen.
Wie exotische kunst niet kon kopen, als Chinees porselein, kon imitatie porselein kopen gemaakt in Nederland.
1648: bouw nieuw stadhuis in Amsterdam op de Dam (politiek, economisch en religieuze hart van de stad), ontworpen door Jacob van Campen (zag overeenkomst tussen klassieke architectuur en calvinisme) Functie:
-       Stadhuis
-       Vredesmonument (tekst op de eerste steen roemt de goede vredestichtende invloed van de burgemeesters van Amsterdam)
Basis van klassieke architectuur in harmonie: duurzaam, nuttig en mooi à Van Campen streef ook naar harmonie in het nieuwe stadhuis:
-       Duurzaam: stevigheid van het fundament en keuze van de materialen
-       Nut: functie (duidelijke indeling)
-       Mooi: symmetrisch grondplan en – vormgegeven gevels

Van Campen en het stadsbestuur bepalen welke kunstenaars belangrijke opdrachten mogen uitvoeren à stadhuis wordt een totaalkunstwerk waarin alle kunstvormen op harmonieuze wijze samenkomen. Een werk van Rembrandt van Rijn heeft er maar een aantal jaar gehangen omdat het niet paste bij de andere, zuivere schilderijen door zijn grove kwaststreken.

Rederijkers: klassiek geschoolde burgers, die de retorica beoefenen.
Nederlands toneel komt in de 15e eeuw in hun handen
1637: bouw Amsterdamse schouwburg (classicistisch amfitheater)
Opbouw van een toneelstuk uit de 17e eeuw:
-       Treurspel
-       Klucht

Protestanten willen orgels weg uit de kerken en alleen nog het éénstemmige gezang van de psalmen. Orgels verstoren de verstaanbaarheid van de gezongen psalmen. De orgels zijn gebleven; de stadsbesturen zijn de baas over de orgels, niet de kerk. De kerk krijgt nog een functie: een plek waar men met elkaar kan kletsen.

H9: Romantiek in de 19e eeuw
19e eeuw: tijdperk van industrialisatie, verstedelijking en toenemende armoede, eenzaamheid van het individu in een anonieme maatschappij à romantiek ontstaat. Ongevoelige wereld wordt ontvlucht door het scheppen van een denkbeeldige wereld.
Een  follie is een bouwwerk dat met opzet nutteloos of bizar is. Een folly is een niet-conventioneel gebouw, ongeschikt voor huisvesting of andere functies en geen een ander doel dienend dan decoratie. De term folly is overgenomen uit het Engels waar het dwaasheid betekent. In Nederland wordt soms de term vermaaksarchitectuur gehanteerd, waar men ook andere zaken onder schaart zoals menagerieën en dierentuinen.

De Franse Revolutie had de idealen van de verlichting gestalte moeten geven, maaar vanaf het begin raken revolutionairen verwikkeld in een onderlinge strijd; Napoleon maakt hier gebruik van door zijn macht uit te breiden (kroont zichzelf tot keizer in 1804), wordt verslagen in 1815. Vanuit Engeland verspreidt zich de industriële revolutie à ontstaat veel verzet tegen (bijv het Communistisch Manifest (1848) van Karl Marx).
Men gaat vluchten uit de werkelijkheid naar het verleden en naar exotische, niet-westerse culturen. Steeds meer waardering voor het individu.
-       Natuur speelt een belangrijke rol in kunst.
-       Emotie

Arts en craftsbeweging: om de scheiding tussen ontwerper en arbeider tegen te gaan pleit Morris voor kleinere werkplaatsen, werkgemeenschappen. Kunstenaars en arbeiders kunnen hier samenwerken aan hun producten. Het samengaan van kunst en ambacht. Doel:
-       Betere verdeling van de welvaart, Bieden van een alternatief voor het geestdodende werk in de fabrieken
-       Leveren van kwaliteitsproducten
Nadeel: alleen rijke burgers kunnen de ontwerpen betalen. Scheiding tussen arm en rijk blijft dus bestaan.
Cuypers richt een school op met werkplaats volgens middeleeuws model. Kunstenaars worden hier opgeleid tot ambachtslieden die nodig zijn voor de bouw en de versiering van het Rijksmuseum.

Na 1820 bezoekt het nieuwe publiek (onontwikkelde, steeds rijker wordende middenklasse) de opera in Parijs. Het spektakel spreekt een net zo grote rol als de muziek in de grand opéra (thema niet meer uit de oudheid, maar uit de Middeleeuwen. Manier van uitbeelden is romantisch: kleurig, sprookjesachtig, volks, nationalistisch)
Eerste romantische ballet: De Sylfide (1832).
-       Hoofdpersonen komen uit drie verschillende werelden (volkse, slechte bovennatuurlijke en goede bovennatuurlijke wereld)
-       Verrassend: voor het eerst wordt een hoofdrol door een danseres van begin tot einde gedanst op spitzen (zwevend effect)
-       Ballet blanc: sprookjesachtige/bovennatuurlijke wordt uitgebeeld (vliegmachines, witte tutu’s, glaslicht à magische sfeer)

De directie vindt het schandalig dat in een familietheater de hoofdrolspeelster door haar minnaar gedood zou worden (Carmen), stuk moet een goede afloop hebben. Carmen bevat een exotisch gehalte (exotisme)

Wagner beschouwt poëzie, decor, mise-en-scène, handeling en muziek als een eenheid of Gesamtkunstwerk. Gooit bestaande regels van de opera overboord
-       Vaste indeling in afgeronde nummers verdwijnt à oneindige melodie komt ervoor in de plaats.
-       Zangpartijen zijn ingewikkeld
-       Orkest heeft een begeleidende rol én drukt uit wat de tekst zelf niet uit kan drukken
-       Personage vertelt iets in woorden waaraan de muziek vervolgens gekoppeld wordt; leidmotief.

Libretto: tekst van een opera, musical. Het tekstboek.

Wagner laat een nieuw operagebouw bouwen: Festspielhaus (1876)
-       Grijpt terug op voorbeeld van de klassieke theaters
-       Orkestbak wordt gedempt zodat de zangers op het toneel zachter kunnen zingen waar gewenst.
-       Licht van de lessenaars wordt niet verspreid over het toneel à meer lichteffecten mogelijk
-       Publiek komt in het donker te zitten

Twee ontwikkelingen in negentiende-eeuwse symfonische muziek:
-       Absolute muziek: houdt vast aan de gangbare klassieke muzikale vormen
-       Programmamuziek: muziek die iets buitenaards wil uitdrukken

Symfonisch gedicht: een ééndelige compositie voor orkest, gebaseerd op thema’s uit de literatuur, beeldende kunst of op eigen ervaringen.

Tweede helft van de 19e eeuw is er een balletrage in Moskou en St. Petersburg. De amusementswaarde van de choreografie staat voorop en niet het uitbeelden van de handeling. Alles lijkt te kloppen: betovering, kostuums, decors, muziek, etc…

Muziek
Muzikale sterren uit de 19e eeuw zijn dominante, heroïsche figuren; blinken uit als instrumentale solisten; accent op individu.
Het lichtere vermaak bloeit; nieuwe rijken komen naar theaters om te genieten van melodrama: aanduiding van een gesproken tekst met muzikale begeleiding > de held overwint de schokkende gebeurtenis, happy end. Overdreven sentimentele inhoud voor een theaterstuk.
Ander populaire show: vaudeville-shows: verschillende onsamenhangende acts. Alles is mogelijk zolang het netjes blijft. Een nummer mag niet langer dan 10 minuten duren

Dans
De wals is de dans van het volk in de 19e eeuw. In die tijd was dit onzedelijk gedrag. In midden 19e eeuw verandert het karakter van de wals: melodieën worden langer, tempo van de wals wordt opgevoerd.

H10: Verslag van het alledaagse – realisme in de 19e eeuw
Industrie biedt de architectuur nieuwe mogelijkheden voor materialen als gietijzer en staal. Architecten en ontwerpers worden nog sterk beïnvloed door de romantiek. Er ontstaat in de periode een scheiding tussen kunst en techniek. Parijs wordt in het midden van de 19e eeuw het symbool van de vooruitgang in de wetenschap, cultuur, kunst, industrie.

Operette: kleine, komische opera waarin veel wordt gezongen en gedanst. Offenbach maakt de buitensporigheden van de maatschappij belachelijk.
1830: nieuwe belangstelling voor het landschap. Schilderen zonder het te verfraaien of te verlevendigen met figuren. Nieuw begrip: ‘’en plein air’’. Hun voorbeeld: John Constable à zoekt steeds naar het waarneembare.
Keuze voor landschap is romantiek, want idyllisch. Maar sommigen schilderen ook de werkelijkheid op het platteland: hard werken à Realisme.

Wat in de schilderkunst ‘realisme’ genoemd wordt, heet in de muziek ‘’verisme’’ (reactie op belcanto, slechts gericht op het mooie) Verisme gaat op zoek naar zangwijze die de inhoud meer tot zijn recht laat komen.

1851: eerste wereldtentoonstelling in Londen, gericht op industriële product. Ook kan men kennis maken met vreemde culturen.
De meeste industriële producten op de internationale tentoonstellingen zijn gietijzeren prullaria in gotische stijl.

Realisten zoeken naar het juiste onderwerp, impressionisten zijn vooral geïnteresseerd in het kijken op zich, als een objectieve registratie van kleur en licht, onderwerp doet er niet toe (Monet). Snelle penseelstreken.
Vanaf 1850 ontwikkelt de fotografie zich. Impressionisten houden van fotografie omdat het fototoestel hun idee benadert over objectief kijken. Andere inspiratiebron voor de impressionisten: Japanse kleurenhoutsnede door afwijkende composities, vlotte tekenstijl en harde kleurgebruik

Impressionistische muziek: geen hoorbare thema’s, verschillende toonsoorten door elkaar. Vermenging van de verschillende timbres is bepalend voor de klankkleur.

Het pointillisme: schilderstijl ontwikkeld door Suerat, waarbij wordt gepoogd het lichtverlies dat optreedt bij het mengen van verf, te elimineren door de verf ongemengd, in stippen naast elkaar op het doek aan te brengen. Voor het oog mengen de stippen zich tot nieuwe kleuren.

Expressionisme: (Vincent van Gogh) felle kleuren, tekenen en schilderen combineren, streepjes, contouren, schilderen vanuit het gevoel.
Symbolisme: niet-waarneembare ervaringen te symboliseren in een waarneembare vorm. (Rodin).

Rond 1890 zoeken de architecten van de jugendstil naar decoraties die de integratie van moderne materialen als gietijzer, staal en glas mogelijk maken.
-       Vloeiende lijnen
-       Asymmetrische, grillige patronen
-       In 2D ontwerpen wordt plasticiteit en diepte vermeden.
Jugendstil wordt een rage. Wikipedia: ‘’Het jugendstilornament is samengesteld uit motieven die gewoonlijk asymmetrische composities vormen met een tweedimensionaal karakter, zoals men dit ziet op meubels, sieraden, lampen, bedrukte stoffen enz. De belangrijkste inspiratiebron van deze kunststroming is de natuur. De motieven zijn vaak langstelige, gracieus gestileerde planten en bloemen (lelies, kelken, irissen, papavers, rozenknop), vogels (zwanen, pauwen), libellen, de eivorm, wolken- water- en rotspartijen, vaak gecombineerd met slanke vrouwengestalten.’’

Nationalisme speelt een belangrijke rol in de 19e eeuw.

H11: Spiegel aan scherven – fragmentatie in de eerste helft van de 20e eeuw.
Twee wereldoorlog. Nieuwe uitgangspunten in de kunst. Politieke verwikkelingen zorgen voor het rondtrekken van kunstenaars door Europa en de VS. Internationale avant-garde zoekt steeds de confrontatie en maakt zich los van de maatschappij.

Schonberg breekt als een van de eersten met de regels van de klassieke harmonieleer (daarin wordt beschreven welke tonen uit het octaaf gecombineerd kunnen worden en goed in het gehoor liggen) à atonale muziek. Schilder Kandinsky is onder de indruk en streeft naar een schilderkunst waarin kleur, lijn en vorm op eigen kracht emoties bij de kijkers teweegbrengen (dus niet de voorstelling). Zo ontstaat de abstracte kunst.

Waardering voor niet-westerse kunst groeit. Dat heeft er mee te maken dat het Russische ballet in Parijs succes heeft.
In Le sacre du printemps is revolutionair (1913):
-       Zwaartekracht vervangt gewichtloosheid (de dansers stampen blootvoets op de vloer)
-       Basisposities worden niet meer gebruikt door Nijnisky
Wereld reageert woedend.

Martha Graham schrijft in 1984 een nieuw choreografie op de muziek van le sacre. Maar dan met vloeiendere bewegingen dan die van Nijinksy, ze keert echter niet terug naar het romantische ballet.
-       Nadruk ligt op psychologische drama
-       Gevoelens van hartstocht, frustratie of angst worden op expressionistische wijze uitvergroot zonder dat er sprake is van een duidelijke verhaallijn.
-       Belangstelling voor de psychoanalyse van Freud.
-       Contrast tussen spanning en ontspanning (contraction en release)
-       Zwaartekracht speelt een belangrijke rol: zitten, liggen vallen
Veel invloed gehad op de moderne dans.

Jazz
Ragtime: gecomponeerde pianomuziek met in het ritme verrassende en afwijkende accenten. Een strak metrum in de begeleiding, de melodie speelt hiertegen in. ‘’Hit the note twice’’.
Cakewalk: een dans waarin de zwarten spotten het dansen van de blanken imiteren.

Blues: vaste regels, zoals het twaalfmatig akkoordschema, slepende tempo, drieregelige coupletten, droevige inhoud.

Rond 1915 beginnen blanke orkesten New-Orleans stijl te imiteren. De variant op de vroege ‘zwarte’ jazz uit Storyville noemt men dixieland.

Pablo Picasso is gefascineerd door primitieve kunst à kubisme (losse, hoekige fragmenten.

Futuristisch Manifest (1909),, door Italiaanse publicist Marinetti, roept kunstenaar op aansluiting te zoeken bij moderne ontwikkelingen.
Enkele kenmerken van het futurisme zijn snelheid, energie, agressie, krachtige lijnen, vooruitgang en nieuwe technologie. Samen met het opkomende nationalisme in alle Europese landen paste het futurisme in het oorlogsenthousiasme dat kenmerkend was voor veel intellectuele en artistieke kringen aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Futuristen verheerlijken oorlog.

Dada ontstaat in Zurich (Zwitserland) en New York (omdat deze steden/landen buiten de oorlog blijven) (1917). De beweging was ongeveer tussen 1916 en 1920 op haar hoogtepunt. De kunstenaars van dada hielden zich bezig met mengvormen van beeldende kunst, poëzie, theater en grafisch ontwerp. De beweging toont qua geesteshouding verwantschap met het nihilisme door het opzettelijk irrationele en het ondergraven van de algemeen geaccepteerde standaarden.
Hoewel de beweging slechts korte tijd heeft bestaan, is haar invloed zeer groot geweest. Dada is een kunst net onder de realiteit. Kunstenaars hielden zich bezig met het gebruik van voorwerpen die eigenlijk al bestonden. Zij maakten er net iets anders van dan het eigenlijk moest voorstellen.
Het toeval speelt een grote rol in dadaïstische kunst. Keert zich tegen oorlog en tegen nationalisme (wat mede de oorlog veroorzaakte). Intuïtie en instinct winnen het van verstand.

Surrealisme: (1924) roept op tot het verbeelden en uitbeelden van een hogere realiteit achter de uiterlijke verschijningsvorm. Belangstelling voor droom, visioen en erotische fantasieën. Automatisme en trompe-l’oeilschilderkunst.
Automatisme: het maken van een kunstwerk op een zodanige manier dat het bewuste, verstandelijke zovele mogelijk is uitgeschakeld ten gunste van het intuïtieve, onbewuste en spontane. Het automatisme leidt bijna altijd tot abstracte kunstwerken. Uitbeelding van surrealiteit.

H12: Opmars van vooruitgang
Suprematisme: schilderstijl ontwikkeld door de Russische kunstenaar Malevich. Volgens abstracte kunst met geometrische figuren als vormelementen. Doel: opwekken van pure – niet aan de werkelijkheid gekoppelde – gevoelens. Tussen 1915-1924

1917; tsaar wordt afgezet. Kunstenaars ondersteunen de revolutie en storten zich enthousiast op de vormgeving van propaganda, monumenten en alledaagse voorwerpen. Uitgangspunt: politieke breuk met het verleden moet zich vertalen in een breuk met de traditionele opvattingen over kunst en vormgeving.

Constructivisme: kunststroming, ontwikkeld in Rusland vanaf 1915 met accent op (experimenteel) materiaalonderzoek en constructie. Abstracte, veelal ruimtelijke kunst. Vanaf 1920 verspreidt d invloed zich over de rest van Europa, terwijl het in de Sovjet-Unie volledig geïsoleerd raakt en later zelfs verboden wordt.

Tot de revolutie moest alles er zo echt mogelijk uitzien in het theater (naturalisme) à veel decorwisselingen. Naturalisme is een vorm van lijsttoneel: tussen de zaal, die verduisterd wordt, en het toneel is een denkbeeldige vierde wand en het publiek wordt nooit direct aangesproken. Stanislavskymethode: alles zo echt mogelijk. Acteurs moeten niet alleen hun emotie uitbeelden, maar ook voelen.
Na de revolutie keert Meyerhold zich tegen het naturalisme:
-       Het publiek moet zich realiseren dat wat er op het toneel gebeurt, niet echt is
-       Abstract, decorwisselingen zijn niet nodig
-       Verkleden is niet nodig
-       Biomechanica: door Meyerhold ontwikkelde bewegingsleer voor toneelspelers. Training omh et menselijk lichaam op mechanische wijze, als machine, te kunnen inzetten op het toneel. Het lichaam wordt meer als materiaal gezien dan als expressief middel.
-       Hoog tempo
-       Constructivistisch theater

In Duitsland: episch theater: theatervorm in de jaren twintig in Duitsland ontstond met een duidelijke politiek-maatschappelijke achtergrond. Spreekt eerder het verstand dan het gevoel van de toeschouwer aan.

De Stijl: (1917-1932) groepering Nederlandse kunstenaars rond het tijdschrift ‘’De Stijl’’. Uitgaande van strenge vormgeving formuleerde De Stijl uitgangspunten voor beeldende kunst, architectuur en toegepaste vormgeving.
-       Innerlijke rust (contrast met de Eerste Wereldoorlog)
-       Piet Mondriaan

Bahaus (1919): toegepaste kunsten en industriële inrichting.
-       Primaire kleuren en geometrische vormen
-       Belangrijke rol is de industrie
-       Massaproductie
-       Originele materiaalkeuze
-       Producten zijn bedoeld voor de massa, maar sluiten niet aan bij wat de massa mooi vindt

CIAM: (Congrès Inernationaux d’Architecture Moderne) Opgericht in 1927 om gemeenschappelijke richtlijnen te ontwikkelen voor nieuwe architectuur. Het Nieuwe Bouwen is de naam van architecten die zich laten beïnvloeden hierdoor. Constructivisme, Bauhaus en de Stijl zijn belangrijk voor hen.
-       Functioneel: Geen historische stijlcitaten; geen decoraties; geen onnodige dure imponeermaterialen (maar glas en staal)

Attractiemontage: de betekenis van het ene filmbeeld wordt bepaald door de toevoeging van andere beelden die enerzijds niets te maken hebben met het vorige beeld, anderzijds toch het vorige beeld betekenis geven.
Kabukitheater: Japanse theatervorm ontstaan in de 17e eeuw op basis van volkstoneel en het no-theater. Dans, muziek, declamatie en acrobatiek vormen de basis van deze theatervorm waarin het spektakel niet wordt geschuwd.

1932: Stalin verbiedt alle avantgardistische kunstuitingen.
Nazi’s haten moderne kunst, zij willen begrijpelijke kunst voor iedereen.

H13: Hollen of stilstaan
Na de tweede Wereldoorlog vroeg men zich af ‘’hoe het verder moest met de kunst’’. Na WO II staan de VS als model voor het nieuwe welvaartsdenken.
Eenakter: toneelstuk in één bedrijf waarin de opbouw rechtlijniger en compacter is dan een stuk met meer bedrijven
Existentialisme: 20e-eeuwse richting in de wijsbegeerte waarvan Heidegger de grondlegger is. Sartre en Camus zijn de belangrijkste vertegenwoordigers. Het existentialisme leert dat de mens de zin van het leven niet ken. Het feit dat hij bestaat is op zich al zinvol.

Er komen theaterstukken die breken met klassieke theaterwerken als ene logische opbouw en een betekenisvolle tekst. De absurdistische theaterstukken die in Parijs worden opgevoerd zijn even onlogisch en absurd als het leven zelf.

Butoh: in Japan ontwikkelde expressionistische dansvorm die ontstaat in de jaren ‘50. Begrippen als dood, wanhoop en vernietiging staan vaak centraal. Vaak zijn de dansers naakt of hebben ze een kaalgeschoren hoofd. Grondlegger: Tatsumi Hijikata.

Na WO II wordt Europa overspoeld met Amerikaanse films die tijdens de oorlog niet te zien waren à inspiratiebron voor jonge kunstenaars. Maar weinig geld, gebrek aan faciliteiten, etc. Er ontwikkelt zich een kleinschaligere filmindustrie
-       Kunstzinniger
-       Minder rond grote internationale filmsterren gebouwd; hoeven niet ‘’knap’’ te zijn
-       Verhalen minder afgerond
-       Films lijken geen begin/einde te hebben
-       Italiaanse en Franse cinema hebben grote invloed

Italië: na oorlog: neorealisme (amateuracteurs, weinig gebruik van filmische technieken)
Frankrijk: nouvelle vague: rond 1959, heel persoonlijk en vaak experimenteel (jumpcut-montage)

Muziek
Een deel van de avant-gardecomponisten bouwt verder op de ideeën van Schonberg. Twaalftoonstechniek ontwikkelt zich verder in de jaren 50 tot seriële muziek: niet alleen noten worden in reeksen vastgelegd, ook toonduur, sterke, klankkleur en manier van aanslaan
-       Wiskundige manier van componeren; muziek lijkt toevallig tot stand gekomen en ongeordend
-       Is niet een uiting van gevoel maar een denkproces.
Ook wordt het gebruik van elektronica steeds meer gebruikt in de muziek.

Musique concrète: Franse muziekstroming die veelal gebruikmaakt van alledaagse geluiden die met behulp van elektronica worden bewerkt tot composities.

In de VS ontwikkelt de jazz zich langzaam van dans- tot luistermuziek. Rond WO II waaide de blanke jazz, de swing, over naar Europa. Swing borduurt voor op de New Orleansstijl, jonge zwarte muzikanten ontwikkelen in kleine bandjes een ongepolijste, hoekige stijl: de bebop. Tegenhanger: cool jazz: veel minder snel en uitgelaten dan de bebop, helderheid + pure klank, ritme minder nadruk.

Rond jaren ’50 eerste Amerikaanse kunststroming: abstract expressionisme. Expressiviteit en improvisatie zijn kenmerkend voor deze stroming. Verder hebben de schilderijen vaak een groot formaat.
Binnen het abstract expressionisme is er ook een groep schilders van wie het werk helemaal niet expressief lijkt. Colourfield painting: meestal bestaan de schilderijen uit grote, monochrome kleurvakken die extra expressiviteit krijgen omdat ze laag over laag worden opgebouwd.

Cobra: kunstenaarsgroep met leden uit Kopenhagen, Brussel en Amsterdam. Herkenbare, kleurrijke stijl beïnvloed door primitieve culturen of kindertekeningen (Karel Appel)
Cobra schafte alle kunstregels af.
Assemblageschilderij: schilderij dat naast verf bestaat uit allerlei andere materialen die op of aan het platte vlak bevestigd zijn.


H14: Zoektocht naar essentie
Vanaf 1950 zijn veel kunstenaars onafhankelijk van politiek en opdrachtgevers, dus zij grijpen de kans hun visie tot het uiterste door te voeren à kunst is soms onherkenbaar of verdwijnt zelfs. Het begrijpen en herkennen van kunst wordt er voor het publiek niet makkelijker op. De conceptuele kunstenaars zijn in twee groepen te verdelen:
1.    De groep die geïnteresseerd is in het idee dat ten grondslag ligt aan een kunstwerk
2.    De groep die zich bezighoudt me de vorm van het kunstwerk.

In de muziek van John Cage is toeval het leidende principe en staat daarmee haaks op de seriële muziek.
De dans van Cunningham is niet verhalend of symbolisch. Hij ziet dans als uitbreiding van lopen. Ook toeval speelt een grote rol (gooien muntstuk bijv).

Vooral voor de dans zijn happenings een keerpunt. NY wordt het mekka voor de avant-gardedans en Cunningham de goeroe van de pure dans: anti-expressionistische dans, waarbij formele aspecten voorop staan. Wordt verder uitgewerkt door het Judson Dance Theatre. Zij benadrukken steeds het gewone, terloopse. De dansbewegingen zijn nie ingewikkeld, en als er al muziek is, wordt er nadrukkelijk niet op gedanst. Judsondanseres Trisha Brown laat haar dansers bewegingen uitvoeren aan kabels om de zwaartekracht te benadrukken.

Door de komst van de TV loopt het (film)theaterbezoek in de VS terug à grote theaters kunnen zich dit niet permitteren à nieuwe theatercollectieven zoeken dus mogelijkheden om toch te kunnen spelen à ontstaat een nieuwe circuit van kleine zaaltjes, buiten de grote theaters. Deze kleine zaaltjes maken het experimenteren nog meer mogelijk.

Living Theatre maakt nauwelijks onderscheid tussen kunst en leven. The Connection is een hard realistisch stuk over drugsverslaafden en dealers. Living Theatre maakt fysiek theater: theatervorm waarin lichaamstaal en mime een belangrijke rol spelen.

O.a. Joseph Beuys maakt performances: handeling/actie van een kunstenaar in het bijzin van het publiek, waarbij vooraf een concept bedacht is. Meestal is de handeling niet verhalend en kan het publiek in en uit lopen. De handeling is vaak eenvoudig, maar de betekenis complex. Kunstenaar: Joseph Beuys, Ulay & Abramovix. De eerste perfomances vonden plaats in de jaren 60.

Nouveau Réalisme: stroming in de beeldende kunst die ontstaat in Frankrijk in 1960. De werken kennen vaak een ironische betekenis en zijn vaak gemaakt van alledaagse (afval) materialen. Kunstenaars: Yves Klein, Jean Tinguely, Christo.

Landart: beeldendekunstvorm waarin het landschap zelf het belangrijkste onderdeel van het kunstwerk is. Kunstenaars doen ingrepen in het landschap, of nemen het letterlijk mee naar het museum à Richard Long brengt zijn herinneringen van wandelingen in onherbergzame gebieden letterlijk de museumruimte binnen. Rechthoeken en cirkels van nauwkeuring bij elkaar geplaatste stenen of drijfhout contrasteren met de strakke museumzaal.

In het begin van de jaren zestig ontstaat er een groep (arte povera, ‘’armoedige kunst’’) Italiaanse kunstenaars die, geinspireerd door Manzoni (blikte z’n eigen schijt in), de dan geldende kunstorde afwijzen. Ze beschouwen de invloeden uit de VS als een verarming van de kunst. Ze streven naar eerherstel voor de Europese kunst. Arte povera zoekt naar een logisch samengaan tussen cultuur en natuur.

Tegenhanger van de kunst waarin het idee voorop staat is de minimale kunst: benaming voor beeldendekunststroming waarin vorm en inhoud zijn teruggebracht tot een minimum. De uitstraling is meestal onpersoonlijk, industrieel en geometrisch. Veel herhaling
Minimale kunstenaars werken vaan met basisvormen (bol, kegel, cilinder en kubus).
Spielatten: houten raamwerk waarover het beschilderde of te beschilderen doek gespannen is.
Minimal music: Amerikaanse muziekstroming waarin veelvuldige herhaling van melodische en ritmische motieven centraal staat. Vaak zijn er invloeden van primitieve culturen. Veel herhaling.

Videodans: combinatie van dans en film, waarin beide elementen aan elkaar gelijk zijn.

H15: Massamedia, vermaak en verzet
Als we populaire muziek, soaps, musicals en films ook als kunst beschouwen, is de invloed op het alledaagse leven nog nooit zo groot geweest.

Hoorspel: tot de komst van de televisie een populaire vorm van radio. Voorloper van comedy en soaps op tv. De rollen worden in de studio ingesproken. Speciale geluidseffecten verhogen de spanning.

De komst van de geluidsfilm in 1927 leidt de ‘Golden Age of Hollywood’ in, die eindigt in de jaren 50 als het publiek massaal kiest voor de TV. Amerikaanse filmproductie is in handen van een beperkt aantal grote filmmaatschappijen (Studio system)
-       Beperkt mogelijkheid om onafhanekleijke films te maken
-       Buitenlandse films worden uit de bios geweerd.
Production code: censuur die de filmindustrie in de VS zichzelf oplegde en die van invloed was op bijna alle Holluwoodfilms die gemaakt zijn tussen 1930-1968. De production code schreef voor wat in deze films wel en niet acceptabel was. In Hollywood heeft de producent het laatste woord, niet de regisseur. Dat bevalt Hitchcock niet en hij begint een eigen productiemaatschappij à onafhankelijke regisseur à een van de eerste filmauteurs (dwz: drukt een eigen stempel op zijn films)
In Hollywoord draait alles om het maken van winst. In western is goed en kwaad duidelijk verdeeld en de mannelijke held zorgt er altijd weer voor dat aan het einde het goede zegeviert. In het melodrama zoekt een vrouw een bestendige liefde, deze wordt altijd gevonden.
Als de TV komt, is het belangrijk de aandacht van de kijker vast te houden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van cliffhangers tussen de reclameblokken door bijvoorbeeld. Populaire serie (soap: serie die je moet volgen van dag tot dag omdat de verhalen niet binnen één aflevering afgerond worden): Batman.

Rhythm-and-blues: verzamelnaam voor zwarte dans en amusementsmuziek. Ontstaan als vermenging van blues en gospelzang. Vooral populair in de jaren vijftig en zestig in de zwarte Amerikaanse gemeenschap.
Rock-‘n-roll: muziekgenre ontstaan in de jaren vijftig uit rhythm-and-blues en country en in die zin een verbinding tussen blanke en zwarte muziek. Ten opzichte van de toen bestaande muziek ritmisch en rauw. Begin van de popmuziek. Kortweg: rock, wordt ook wel gebruikt als algemene aanduiding van popmuziek.

Na West Side Story kiest Broadway steeds vake voor onderwerpen die ertoe doen.

Popart: stroming in de beeldende kunst vanaf 1955. Pop slaat niet op de populariteit van de kunst maar op de keuze van onderwerpen uit populaire massamedia.
Kunst is voor een steeds kleiner publiek toegankelijk, maar popart overbrugt die kloof door massamedia als onderwerp te kiezen.
-       Kunstenaar als individu telt niet
-       Kopiëren van afbeeldingen levert onderwerpen op die voor iedereen herkenbaar zijn: reclamebeelden, pop- en filmsterren
-       Geciteerde afbeeldingen worden verknutseld en vervreemd
-       Collage, assemblage, herhalingen of herscheppingen in andere materialen of formaten.
Raymond Loewy ontwierp vele ontwerpen voor producten in Amerika (Coca-Cola, Shell, Lucky Strike).

The Beatles en The Rolling Stones zijn bekende Engelse bands. Britse beatmuziek is simpele en ongepolijste muziek met aanvankelijk onschuldige teksten. De beat bestaat uit accenten op de 2e en 4e tel van de vierkwartsmaat.
Popmuziek wordt mede bepaald door uiterlijke kenmerken, bijvoorbeeld lang haar.
Er worden allerlei manieren bedacht om te provoceren, bijvoorbeeld de minirok voor meisjes.
Mede door Bob Dylan klinkt in de tweede helft van de jaren zestig de popmuziek steeds vaker protest en politieke stellingname door.  Verlangen en vertrouwen dan het in de toekomst beter wordt: flowerpower.


Psychedelische rock: benaming voor progressieve rock eind jaren zestig waarin geëxperimenteerd wordt met voor popmuziek afwijkende instrumenten en met geluidstechnische foefjes. In plaats van dansmuziek is dit muziek om naar te luisteren al dan niet onder invloed van drugs. De term is nauw verbonden aan het hippietijdperk.


Aktie Tomaat: protestactie in 1969 van jonge acteurs en regisseurs tegen de bestaande situatie in de theaterwereld, die – in hun ogen – te elitair was en maatschappelijk engagement miste.
Notenkrakersactie: actie in 1969 waarin het gebrek aan actualiteit in het muziekleven en de eenzijdige concertprogrammering van de gevestigde muziekinstellingen worden aangevallen.

De Brakke Grond van toneelgroep Studio (1962) staat model voor wat nu in Nederland het vlakke vloertheater wordt genoemd: theater zonder duidelijke scheiding tussen de publieksruimte en de speelruimte; hierdoor kan de speelruimte in de theaterruimte overal zijn; alleen de publieksruimte moet verplaatst worden. Ook wel black boxtheater genoemd; in tegenstelling tot lijsttoneel.
Theatergroepen BEWTH en Het Werktheather zetten stappen op weg naar locatietheater (voorstelling die specifiek gemaakt is voor een bepaalde locatie anders dan de bestaande theaterzalen) en zijn ook illustratief voor de wens theater niet te isoleren van andere facetten van de samenleving.

In de musicals op Broadway maakt de populaire podiumdans een snelle ontwikkeling door. In het begin is dans in de musical vooral een tussendoortje tussen gespeelde of gezongen scènes. De danseressen vormen in deze musicals een chorus line en voeren als groep op routine identieke pasjes uit die stammen uit de wereld van revue. George Blanchine zorgt ervoor dat de rol van dans in musical belangrijker wordt (rond 1936). Dansers moeten leren werken met uitgeschreven choreografieën, wat tot dan toe niet gebruikelijk is bij musical. Balanchine vernieuwt ook klassiek ballet: tutu’s worden vervangen door trainingspakken
Jerome Robbins maakt geen onderscheid tussen dansers en spelers (West Side Story).
Fosse voegt aan de danstaal van Balanchine en Robbins jazzachtige dans toe die herinneringen oproept aan vauvedille: kort toneelspel met zang en orkestbegeleiding

Zelf dansen (gezelschapsdans) is in de eerste decennia na WO II een belangrijk onderdeel van de generatiegebonden subculturen. Verzet tegen rock-‘n-roll behelst vooral de manier waarop er op deze muziek gedanst wordt (vooral bewegingen van het bekken).
Chubby Checker komt vervolgens met een nieuwe rage: The twist. Er wordt niet meer gedanst in paren en er is weinig lichamelijk contact. Verder is de twist even sensueel als z’n voorganger.
Vanaf 1965 wordt soul de toonaangevende dansmuziek. Soul: Afro-Amerikaanse muziekstijl die ontstaan is uit kerkgezang waaraan het ritme van rhythm-and-blues wordt toegevoegd. Vergeleken met andere popmuziek zijn te teksten onschuldig en de danspasjes keurig en ingestudeerd.
Funk: soul waarbij het accent ligt op de ritmesectie met vaak herhaalde akkoorden. Uitermate geschikt als dansmuziek. Bijvoorbeeld: James Brown.
Disco: dansmuziek met stuwend ritme voorgekomen uit soulmuziek. Populair geworden eind jaren 70. Invloedrijk op verdere ontwikkeling in dansmuziek, zoals house en dance.
Symfonische rock: benaming voor rockmuziek waarin de opbouw van een nummer, arrangementen en zang associaties oproepen met klassieke (symfonische) muziek (Queen).
Pop jaagt amper mensen nog op de kast. Reggae (muziekstijl ontstaan in Jamaica. Nadruk op tweede en vierde tel van een vierkwartsmaat (afterbeat). Het ritme van de reggae klink – vanaf eind jaren ’60) in veel westerse popmuziek door de oorspronkelijk Jamaicaanse reggae, de roostreggae, kenmerkt zich door sociaal of politiek getinte texten) lukt dat nog wel.
Punk: stroming in de popmuziek. Eind jaren zeventig ontstaan in Groot-Brittannië als reactie op de toen populaire commerciële en industriële popmuziek. Eenvoudig instrumentarium en shockerende teksten zijn kenmerkend. In breder verband: benaming voor jongerencultuur die zich, wat betreft ideeën en uiterlijk, afzet tegen middelmaat en burgerlijkheid.
New wave: benaming voor popmuziek die rond 1980 de stijlkenmerken van de vroege punkmuziek verder ontwikkelt en invloeden verwerkt uit de elektronische muziek, disco en popmuziek uit de jaren zestig. Ook wel postpunk genoemd.

H16: zappen door een labyrint
1989: val Berlijnse muur.
De wereld wordt steeds meer een smeltkroes van culturen. Nieuwe (media)technologieën spelen hierbij een grote rol. Vele mensen hebben het gevoel het contact met de ‘echte wereld’ te verliezen door de komst van satelliet-tv omdat tv en pc vaak een vervormd beeld van de werkelijkheid geven. Maar techniek biedt ook ruimte voor een eigen visie. Deze kan makkelijk verspreid worden.

Installatie: een kunstwerk waarbij de ruimte waarin tentoongesteld wordt, bij het kunstwerk betrokken is.
Guerillakunstenaar: kunstenaar die veelal maatschappelijk geëngageerde kunst ongevraagd en vaak illegaal laat verschijnen op openbare plekken. Sommige guerillakunstenaars komen voor uit de graffitiscene.

Vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw is een kale functionele vormgeving kenmerkend voor de moderne architectuur: ‘’less is more’’. Tegen 1980 treden er barsten op in het modernisme; ‘’ less is a bore’’. Jencks vindt versieringen juist nodig om een gebouw een eigen karakter te geven. Zo wordt een gebouw sneller onthouden door de voorbijganger. Pleit voor: postmodernisme: gaat, in tegenstelling tot het modernisme, uit van de onmogelijkheid grote utopieën te verwezenlijken. Postmodernisme benadrukt dat maatschappelijke en persoonlijk ontwikkelingen instabiel zijn en door veel – vaak tegengestelde – culturele factoren wordt bepaald. Als stijlaanduiding in de kunsten geeft het begrip aan dat een veelheid van stijlen en uitgangspunten wordt gecombineerd in één kunstwerk.
Modernisten zouden gruwen van Les Espaces d’Abraxas (een wooncomplex gebouwd in klassieke stijl) omdat er in hun ogen totaal geen verband meer is tussen functie en vorm.

Veel kunstenaars realiseren zich dat het vernieuwen van de kunst nauwelijks meer mogelijk is, alles is immers al een keer gedaan. Velen zien dit als beginpunt; kunst is bevrijd van de dwang altijd origineel te moeten zijn.  Kenmerken van deze postmoderne kunsthouding:
-       Verschillende stijlen worden door elkaar heen gebruikt
-       Letterlijke citaten en kopieën van bestaande werken

Pulpfilms: relatief goedkoop gemaakte commerciële genrefilm die over het algemeen als weinig bijzonder of vernieuwend beschouwd wordt. Bekende pulpgenres zijn kunfufilms uit Hongkong en goedkoop gemaakte actie- en horrorfilms. Het woord ‘pulp’ is afgeleid van het goedkope papier waarop wegwerpromans werden gedrukt in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw.
Eclectisch: streven om verschillende denkwijzen, werkwijzen, stijlen te versmelten tot iets nieuws. Waarbij de beste elementen uit andere stijlen bijeengebracht zijn.

Fotografie leek bij uitstek het medium waarmee de werkelijkheid ‘neutraal’ vastgelegd kon worden. Richard Princes cowboyserie toot aan dat de fotografie die status allang verloren heeft: foto’s tonen ons niet de werkelijkheid en kunnen bovendien door iedereen bewerkt worden voor eigen gebruik.   

Hiphop: muziekcultuur die tussen 1970-1980 ontstaat in New York en bestaat uit de vier elementen: mc-ing, dj-ing, graffiti en breakdance.
Samples: in de popmuziek zijn het geluidsfragmenten verzameld en opgeslagen op band of schijf voor hergebruik in bijvoorbeeld remix.
Mc: master of ceremony. Moedigt oorspronkelijk het publiek aan om te dansen, groeit uiteindelijk uit tot de rapper. Term uit de hiphop
Scratchen: techniek waarbij door het snel met de hand heen en weer draaien van een grammofoonplaat ultrakorte stukjes van deze plaat kunnen worden toegevoegd aan de muziek die op dat moment op het podium wordt gespeeld.
Samplers: muziekinstrument dat geluidsfragmenten kan opnemen, bewerken en afspelen.
Gangstarap: in Amerikaanse getto’s ontstane hiphopvariant waarin het leven aan de zelfkant van de samenleving centraal staat. Wordt soms verweten dat ze een slechte invloed hebben op de jeugd omdat ze bijv rappen over drugs.
R&b: rond 1990 ontstane combinatie van hiphop en soulmuziek, waarbij meestal gezongen wordt in plaats van gerapt. Niet te verwarren met rhythm-and-blues uit de jaren vijftig van de twintigste eeuw.
Subcultuur: cultuur die naast de algemene cultuur bestaat. Groep met eigen afwijkende normen, waarden en doelen.

Parallel aan de hiphop ontstaat in de VS house: elektronische dansmuziek die rond 1980 ontstaat in danceclubs in Chicago. Kenmerk van house is de basdrum op elke tel van de maat.
VJ: Afkorting van videojockey. In de navolging van de dj’s mixt de vj bestaand en eigen beeldmateriaal tot animatieclips die in de clubs als ondersteuning voor de dansmuziek worden geprojecteerd.
Omdat house zich snel vertakt in subgenres waaronder de minimalistische techno (elektronische dancemuziek die tegelijkertijd opkomt met de house maar dan in Detroit. Techno klink minimalistischer en industriëler dan house.) uit Detroit, voldoet house niet meer als koepelbegrip en spreken we van ‘elektronische dansmuziek’, kort: dance

LCD Soundsystem lijkt het recept gevonden te hebben om zowel het dance- als het rockpubliek te bekoren. De band combineert rockinstrumenten met simpele elektronica tot een soort gruizige disco.

Guerrilla Girls is een Amerikaans collectief van vrouwen die kunst gebruiken als platform voor maatschappijkritische thema’s, vaak met een feministische lading. Leden zijn anoniem en dragen bij openbare optredens gorillamaskers. Confronteren de kunstwereld waarin de blanke man de belangrijkste machtsfactor lijkt te zijn.

Beging twintigste eeuw komen er steeds meer vrouwelijke kunstenaars.

In de clips van Madonna worden klassieke vrouwenrollen vaak omgedraaid: zij is de macho, neemt leiding en is seksueel agressief.

Sinds popart zich nadrukkelijk ging bedienen van de beeldtaal van de reclame, is de grens tussen reclame en kunst steeds verder vervaagd; bepaalde reclamestukken komen soms in musea terecht omdat ze als kunst beschouwd worden.
Er is geen onderscheid meer tussen high culture en low culture.

Ook de opkomst van de massamedia en de computertechnologie is herkenbaar in de kunst. Jan Dibbets liet een haardvuur op het tv-scherm verschijnen. Het is een ironisch commentaar op de dagelijkse overvloed van televisiebeelden.

Aan het begin van de eenentwintigste eeuw ontstaat het nieuwe genre van de realitysoap: reeks televisieprogramma’s, vergelijkbaar met de soap, maar de inhoud is niet verzonnen maar werkelijkheid.

Het toverwoord voor velen die de game- en computertechnologie een warm hart toedragen is, virtual reality: bij deze techniek wordt een beeld geschapen die niet echt is, maar waar je wel doorheen kun wandelen, dingen kunt oppakken en zelfs mensen kun ontmoeten. Door het toepassen van 3D animatietechnieken wordt de gebruiker steeds meer in de virtuele wereld betrokken.

Videoprojecties en allerlei vormen van interactieve elektronica worden ook in toenemen mate gebruikt in danss- en theatervoorstellingen. Het gebruik van nieuwe technologieën heft de grenzen tussen muziek, spel, dans en decor vaak op, waardoor wel gesproken wordt van multimediatheater.

Ervaringstheater: theatervorm waarin de persoonlijke (vaak fysieke) ervaring van de bezoeker een belangrijke plaats inneemt. De bezoeker wordt letterlijk in het spel betrokken of aangezet tot eigen initiatief. Veel ervaringstheater speelt zich af op locatie.
Roadmovie: film die zich grotendeels op de weg of onderweg afspeelt. Het reizen loopt vaak parallel aan de ontwikkeling van het verhaal.

Wanneer de film Slumdog Millionaire een oscar wint komt er een ingewikkeld multicultureel dilemma in beeld: mogen kunstenaars zomaar putten uit ‘andermans’ culturele traditie?

Bollywood is de populaire naam voor een van de grootste filmindustrieën ter wereld in Mumbai, India.
De belangstelling voor Indiase cultuur vanuit het westen valt te verklaren: in de jaren zestig van de vorige eeuw was de ‘love generation’ geïnteresseerd in met name de spirituele kant van India. (Beatles experimenteerden met Indiase instrumenten bijvoorbeeld.)

Tabla: trom uit India. Bestaande uit een cilindervormige en een conische trom, die elk verschillend gestemd zijn. Tabla wordt vaak gebruikt om de sitar te begeleiden.


Punstgewijze samenvatting (met uitzondering van de burgercultuur):
CULTUUR VAN ROMANTIEK EN REALISME
In de 19e eeuw

Romantiek:
-          Ontstaan vanuit industriële revolutie, Amerikaanse revolutie, Franse revolutie
-          Reactie op strenge rationaliteit van de Verlichting
-          Persoonlijke beleving
-          Het verhevene
-          Uitdrukken van expressie
-          Verbeelden of verklanken van verhalen (mythen, legenden, sprookje)
-          Escapisme
-          Natuur – sublieme landschap
-          Exotische
-          Sprookjes, mythen, sagen
-          Het verleden (nationalisme)
-          Dromen
-          Opdrachtgevers: rijke burgers, adel, staat

Realisme:
-          Meer een houding dan een stijl
-          Werkelijkheid wordt niet mooier afgebeeld, kan wel een persoonlijk accent bevatten
-          Verschil met naturalisme: naturalisme wordt zo natuurgetrouw weergeven

Muziek:
-          Absolute muziek (harmonieleer)
-          Programmamuziek (‘’buitenaardse’’ muziek)
-          Dramatiek; symfonie; opera (Wagner)

Dans:
-          Spitzen; tutu’s
-          Zweefsprongen; pas de deux; corps de ballet

Beeldende kunst:
-          Neoclassicisme
-          Realisme
-          Impressionisme
-          Postimpressionisme
-          Symbolisme  

Architectuur:
-          Neoclassicisme
-          Neostijlen
-          Ingenieursbouwkunst (Eiffel)

Theater:
-          Historiciteit
-          Naturalisme
-          Realisme
-          Soms leidmotief



CULTUUR VAN HET MODERNE
In de eerste helft van de twintigste eeuw
-          Op zoek naar vernieuwing
-          Origineel en onafhankelijk willen zijn
-          Geloven dat kunst de maatschappij kan verbeteren (utopie)
-          Op zoek naar de essentie van kunst (abstract!!!!)
-          Van het materiele naar het geestelijke
-          Kunst laboratorium; zoeken naar nieuwe materialen en hun eigenschappen

Muziek:
-          Expressie
-          Vervreemding (Schonberg)

Beeldende kunst:
-          Abstract
-          Expressie; vorm, verhouding
-          Surrealisme en dadaisme

Architectuur:
-          Abstract; functionalisme, zakelijkheid
-          Nieuwe materialen en hun eigenschappen (bauhaus)

Theater
-          Abstractie/expressie
-          Vervreemding
-          Hollywoodfilms als amusement, theatershows
-          Maatschappijkritiek


Dans
-          Expressie als leidraad voor kunst
-          Abstractie: mens en ruimte

MASSACULTUUR & POSTMODERNISME
In de tweede helft van de twintigste eeuw
De massacultuur:
-          Onpersoonlijkheid en oppervlakkigheid
-          Men heeft meer geld te besteden à consumptiemaatschappij
-          Massacultuur: vanaf de jaren zestig ontstane overheersende cultuur die door de smaak van de grote massa bepaald werd.
-          Massamedia belangrijk voor verspreiding massacultuur
-          Pop-art en postmodernistische kunst
-          Kopiëren, plagiaat

-          Jongerencultuur die zich afzette tegen de gevestigde orde.
     
einde.